Gelovig bouwen en waken, zoals Nehemia en Ezra

Copyright tekst: Jan A. Baaijens, pastorale hulpverlening.

Treur je om puinhopen in je leven, zoals Nehemia over Jeruzalem? God gaf hem in het hart om de stad op te bouwen. Laat de Klaagmuur achter je en denk aan de hoopvolle toekomst die God ons wil geven op het geloof.

Nehemia kreeg volmacht om Jeruzalem weer op te bouwen. Samen met de teruggekeerde Joden uit de ballingschap bouwde hij het verwoeste Jeruzalem weer op. Zij bouwden samen aan de muur en tempel. Hoe kunnen we bouwen zoals Nehemia?

We lezen in Nehemia 2:2 dat Koning Arthahsasta zag dat zijn schenker Nehemia verdrietig was vanuit een diepere pijn vanuit zijn hart. Het was vanaf zijn gezicht te lezen. Nehemia reageerde (in vers 3): ‘Waarom zou mijn gezicht niet verdrietig staan, als de stad, de plaats van de graven van mijn vaderen verwoest ligt en zijn poorten door vuur verteerd zijn?’

Nehemia verhaalt verder in de verzen 4-5: ‘De koning zei tegen mij: Wat verzoekt u dan? Toen bad ik tot de God van de hemel en zei tegen de koning: Als het de koning goeddunkt, en als uw dienaar u welgevallig is, dat u mij dan naar Juda stuurt, naar de stad met de graven van mijn vaderen, zodat ik die weer op kan bouwen.’

Vijanden wilden de bouw van Jeruzalem verhinderen en de Joden bestrijden. Zo worden ook nu nog de gelovigen bestreden die mee bouwen in het Koninkrijk van God. Waar kun je dan het beste op bouwen? Bouw niet op jezelf, maar op de kracht van God, Die door Jezus de overwinning geeft. Het geloof in Hem overwint de wereld in en buiten ons (zie 1 Joh. 5:4-5).

Het volk van God mag in vertrouwen zingen met de woorden van Opwekking 124: ‘Ik bouw op U, mijn Schild en mijn Verlosser. Niet eenzaam ga ik op de vijand aan. Sterk in Uw kracht, gerust in Uw bescherming.  Ik bouw op U en ga in Uwe Naam.’

We lezen in Nehemia hoe de bouwende Joden werden veracht en bedreigd door tegenstanders, die ze ‘zwakke Joden’ noemden. Ontmoedigde Joden klaagden over te weinig kracht en teveel puin, zodat ze niet in staat waren de muur te herbouwen. Hoe ga je om met kritiek en ontmoediging? Kijk je op het puin in jezelf, of stel je jouw hoop op God?

Weet je het verlossingsplan van God en hoe je daarom ook kunt bouwen aan een hoopvolle toekomst? God sprak tot Israël in ballingschap, dat Hij gedachten van vrede over hen koesterde, om hen hoop en toekomst te geven (Jer. 29:11-14).

Door God zal het bouwen gelukken

Nehemia bouwde op het Woord van God.  Je slaagt als je zo ook gehoorzaam aan de slag gaat! We lezen in Ps. 127:1: ‘Als de HEERE het huis niet bouwt, tevergeefs zwoegen zijn bouwers eraan; als de HEERE de stad niet bewaart, tevergeefs waakt de wachter.’ Daarom moeten wij  biddend werken aan de gebroken muren van ons leven, met de uitdaging van Nehemia.

Nehemia gaf de tegenstanders het volgende antwoord (in Neh. 2:20): ‘De God van de hemel, Hij zal ons doen slagen en wij, Zijn dienaren, zullen opstaan en gaan bouwen. Maar u hebt geen deel, geen recht, en geen herinnering in Jeruzalem.’

We zien in deze geschiedenis dat de vijand niet stil zit als God door ons heen aan het werk gaat. Nehemia kwam in de naam van zijn God de stad te herstellen. De gelovigen mogen samen in de Naam van Jezus herstellen, bouwen en strijden. De tegenstanders zijn het beeld van de satan en zijn demonen, die een geestelijke strijd voeren tegen de gelovigen om hen af te houden van een bouwen aan het Koninkrijk van God.

++++

Als U het huis niet bouwt…

Als God het huis niet bouwt, is mijn moeite tevergeefs. Dat komt naar voren in Opwekking 713.  De Nederlandse tekst van het lied ‘Build this house’ is van Peter van Essen. De uitvoering van Nederland Zingt volgt hieronder:

YouTube-video Als U het huis niet bouwt – Nederland Zingt

Alles wat ik ben behoort U toe.

En al wat ik op aarde heb, ontving ik dankzij U.

Ik zet mijn trots en eergevoel opzij;

het dienen van mijn Heer is nu het hoogste doel voor mij.

***

Refrein:

Want als U het huis niet bouwt, Is mijn moeite tevergeefs.

Als U niet werkt door mij blijft er niets dat waarde heeft.

Ik wil bouwen aan een huis at de vuurproef kan doorstaan;

Iets dat blijvend is, waarvan U zegt: ‘Goed gedaan’.

Voor de glorie van uw Naam. Glorie van uw Naam!

***

Zo gauw wens ik wat U een ander geeft

En zie ik niet de gaven die U mij gegeven heeft.

Heer, blaas het vuur aan dat U eens begon;

ontsteek in mij een liefdesvuur dat iedereen zal zien.

***

Refrein:  (…)

***

Hieronder kun je aanklikken op het lied van Hodos: Als de Heer het huis niet bouwt. Dat is ook een mooie toepasselijke tekst:

YouTube-video Als de Heer het huis niet bouwt

Bouwen, beheren en bewaken

Adam moest in het Paradijs ook de hof  bewerken en bewaren (of te bewaken). Hij had dus de opdracht van God gekregen om die te beheren en erover te waken. Hij moest beantwoorden aan de roeping die hij van God kreeg. Hij was als rentmeester de verantwoordelijkheid om in het Paradijs te heersen en de hof te beheren en te bewaken. Blijkbaar was er bescherming nodig voor een toekomstig gevaar. Er was dus een kwade geestelijke macht aanwezig, die een boze invloed kon uitoefenen op de mens en de plaats waarin hij leefde. Dat kwam tot uiting bij de slang, waardoor de duivel tot Eva sprak.

Adam en Eva zijn helaas tot zonde en afval van God verleid door de duivel. Door eigen schuld zijn ze uit het Paradijs verdreven. De volmaakt mooie hof er daarbij ook geruïneerd.

De herbouw en het herstel van Jeruzalem

Zo is het ook gegaan met Jeruzalem, waaruit de Joden zijn verdreven en weggevoerd in ballingschap naar Babel. Het mooie Jeruzalem is ook een ruïne geworden.

Je ziet na de terugkeer uit ballingschap in boek Nehemia de herbouw en het bewaren van de stad Jeruzalem. De herbouw van de muren was nodig om de inwoners en de tempel te beschermen tegen aanvallen en ontheiliging. Daarin wordt ook afgebeeld wat er nodig is voor de herbouw en het herstel van de gelovige, die zelfs een tempel van de Heilige Geest wordt genoemd (in 1 Kor. 3: 16-17 en 6:19-20). In het geloof moet er ook stand worden gehouden in de wapenrusting van God (Efeze 6:10-18).

De herbouw en het herstel van de gelovige

Door het offer en het werk van Jezus Christus is er gelukkig weer herstel mogelijk voor de gelovigen. Het gaat daarbij op om een wedergeboorte, een geestelijke herschepping van de mens en ook een herbouw van wat is geruïneerd. Het nieuwe leven van de gelovige vereist nu ook weer een geestelijke herbouw en bewerken van de geest en de ziel. Daarbij is er nog wel de strijd tussen de oude en nieuwe mens in de gelovige.

We lezen in de brief van Juda tot de gelovigen, in de verzen 20-21: ‘Maar u, geliefden, bouwt u uzelf op in uw allerheiligst geloof en bidt in de Heilige Geest, bewaar uzelf in de liefde van God en verwacht de barmhartigheid van onze Heere Jezus Christus, tot het eeuwige leven.’

De gelovigen mogen ook meebouwen aan het Koninkrijk van God op aarde. Zij behoren samen te bouwen op het enige fundament Jezus Christus (1 Kor. 3:9-15).

Verdedig de muur van je innerlijk leven

Je kunt je innerlijk ook noemen ‘de stad mensenziel’, zoals de bekende puriteinse schrijver John Bunyan (1628-1688) doet. Hieronder letten we op de bressen en zwakke plekken in de verdedigingsmuur. Daarbij benoem ik mogelijke de demonische infiltraties.

Hoe kun je de stad beschermen? Welke infiltraties kun je buiten de muur houden met de passende stenen om de bressen te dichten? Pas op voor de volgende infiltranten in de gedachten van de gelovige werkers aan de muur. Hoe kun je ze buiten je hart houden? Welke passende stenen zijn daarvoor nodig?

Welke kwade geesten kunnen je belagen en aanvallen?

Wat kun je ertegen doen?

Er zijn wettische geesten die je in de engte kunnen duwen. Gebruik tegen hen de bouwstenen van het Evangelie van Jezus Christus.

Er zijn kritische geesten, waartegen je de stenen van mildheid en bewogenheid moet plaatsen.

Er zijn wereldse geesten, waarvoor stenen van standvastigheid en afscherming nodig zijn.

Er zijn twijfelgeesten, die twijfel willen zaaien binnen de muren van je hart. Metsel daartegen de stenen van geloof en waarheid. Gebruik daarbij het schild van het geloof en het zwaard van de Geest: het Woord van God.

Er zijn eigenzinnige geesten, die willen doordrammen om binnen je denken te komen. Gebruik de stenen van overgave aan de wil van God.

Er zijn emotiegeesten, die via de zwakke plekken van je gevoel binnen willen dringen in je hart. Plaats daartegen de stenen van nuchterheid en waarheid.

Er zijn verleidende geesten die op het zwakke vlees een ingang willen forceren. Houdt stand tegen deze infiltraties in de geestelijke wapenrusting en sla ze af met het zwaard van de Geest, dat is het Woord van God.

Er zijn geesten van angst, die angst aanjagen en zo willen binnendringen in het hart. Plaats daartegen de stenen van de liefde van God, die de angst en vrees uitdrijft. Gebruik daarbij ook het schild van het geloof, waarmee je alle vurige pijlen van de boze zult kunnen uitblussen.

Er zijn ook ontmoedigende geesten die je wijzen op het puin, het zware werk, de problemen en de strijd. Leg daar tegenover de stenen van de beloften van God en het geloof dat het door Hem zal lukken. Leg ook stenen van bemoediging die je kunt vinden in de Bijbel.

Er zijn depressieve geesten

Er zijn luie en trage geesten

Er zijn misleidende geesten

Er zijn religiegeesten die zich ergeren aan ‘het geloof in Jezus alleen’

Er zijn filosofische en wijsgerige geesten die het geloof als een dwaasheid zien

Er zijn geesten van doelloosheid, die je willen verzwakken in het werken in de dienst van God.

Sta in de bressen en op de zwakke plekken waar deze geesten kunnen infiltreren en doorbreken.

++++

Lied: Zoals Nehemia

Laat je inspireren door het leven en geloof van Nehemia. Het wordt mooi vertolkt in het volgende lied van Elly & Rikkert Zuiderveld, waarop je kunt aanklikken:

YouTube-video Zoals Nehemia – Elly en Rikkert

Al ligt de hele stad aan stukken, met zware stenen sjouwen wij.

De God des hemels zal ’t doen lukken, en daarom bouwen wij Jeruzalem.

Zoals Nehemia, zoals Nehemia.

Al heeft de vijand ons geslagen, al zijn er gaten in de muur.

Wij werken samen alle dagen, wij zullen slagen op den duur.

Refrein:

Al ligt de hele stad aan stukken, met zware stenen sjouwen wij.

De God des hemels zal ’t doen lukken, En daarom bouwen wij Jeruzalem

Zoals Nehemia, zoals Nehemia.

Al wil de vijand ons verhinderen, al lacht hij: dat is veel te zwaar.

Wij bouwen samen met Gods kinderen, en het komt voor elkaar.

Refrein: …

++++

Bouwen in de dienst van God

We zien in 1 Petrus 2:4-5 dat, als gelovigen naar Jezus Christus toekomen als naar een levende steen, ze dan ook zelf, als levende stenen, gebouwd worden tot een geestelijk huis.

Ben je ook een bouwer in het Koninkrijk van God. Een gelovige heeft deze roeping. Help je mee aan de opbouw van de gemeente van Jezus Christus? In de (ere)dienst van God moet alles zijn tot opbouw en bemoediging. Paulus roept op in 1 Kor. 14:26: ‘Laat alles gebeuren tot opbouw.’ Gelovigen behoren elkaar op te bouwen, maar ook zichzelf. In de brief van Judas worden we opgeroepen in de verzen 20-21: ‘Maar u, geliefden, bouwt u uzelf op in het allerheiligst geloof en bid in de Heilige Geest, bewaar uzelf in de liefde van God en verwacht de barmhartigheid van onze Heere Jezus Christus, tot het eeuwige leven.’

Volgens 1 Korinthe 3:16 zijn we als gelovigen een tempel van God. Jezus Christus is het fundament. We bouwen er door het geloof samen verder op. Paulus had door evangelisatie en onderwijs overeenkomstig de genade van God het fundament van de gemeente gelegd. Hij was daarin ‘een wijs bouwmeester’. Anderen hebben verder gebouwd op dat fundament.

Paulus geeft aan in 1 Kor. 3:10-11: ‘Ieder dient er echter op toe te zien hoe hij daarop bouwt. Want niemand kan een ander fundament leggen dat wat er ligt, dat is Jezus Christus.’

Waar bouw je op?

Ook wij moeten erop toezien ‘waarop we bouwen en hoe we bouwen’.

Als je wijs bent, bouw je op de woorden van Jezus. 

Hij leert ons dat Zelf in Matth. 7:24-25, waar we lezen in de gelijkenis: ‘Daarom, ieder die deze woorden van Mij hoort en ze doet, die zal Ik vergelijken met een verstandig man, die zijn huis op de rots gebouwd heeft; en de slagregen viel neer en de waterstromen kwamen en de winden waaiden en stortten zich op dat huis, maar het stortte niet in, want het was op de rots gefundeerd.’

Nehemia kreeg volmacht om Jeruzalem weer op te bouwen. Samen met de teruggekeerde Joden uit de ballingschap bouwde hij het verwoeste Jeruzalem weer op. Zij bouwden samen aan de muur en tempel. Hoe kunnen we bouwen zoals Nehemia?

Vijanden wilden de bouw van Jeruzalem verhinderen en de Joden bestrijden. Zo worden ook nu nog de gelovigen bestreden die mee bouwen in het Koninkrijk van God. Waar kun je dan het beste op bouwen? Bouw niet op jezelf, maar op de kracht van God, Die door Jezus de overwinning geeft. Het geloof in Hem overwint de wereld in en buiten ons (zie 1 Joh. 5:4-5).

Het volk van God mag in vertrouwen zingen met de woorden van Opwekking 124: ‘Ik bouw op U, mijn Schild en mijn Verlosser. Niet eenzaam ga ik op de vijand aan. Sterk in Uw kracht, gerust in Uw bescherming.  Ik bouw op U en ga in Uwe Naam.’

++++

Nehemia treurde over de verwoeste stad

Treur je om puinhopen in je leven, zoals Nehemia over Jeruzalem? God gaf hem in het hart om de stad op te bouwen. Laat de Klaagmuur achter je en denk aan de hoopvolle toekomst die God ons wil geven op het geloof.

We lezen in Nehemia 2:2 dat Koning Arthahsasta zag dat zijn schenker Nehemia verdrietig was vanuit een diepere pijn vanuit zijn hart. Het was vanaf zijn gezicht te lezen. Nehemia reageerde (in vers 3): ‘Waarom zou mijn gezicht niet verdrietig staan, als de stad, de plaats van de graven van mijn vaderen verwoest ligt en zijn poorten door vuur verteerd zijn?’

Missie en mandaat voor de opbouw van Jeruzalem

Nehemia verhaalt verder in de verzen 4-5: ‘De koning zei tegen mij: Wat verzoekt u dan? Toen bad ik tot de God van de hemel en zei tegen de koning: Als het de koning goeddunkt, en als uw dienaar u welgevallig is, dat u mij dan naar Juda stuurt, naar de stad met de graven van mijn vaderen, zodat ik die weer op kan bouwen.’

Vers 6 gaat verder: ‘Toen zei de koning tegen mij, terwijl de koningin naast hem zat: Hoelang zal uw reis duren en wanneer zult u terugkeren? Het was goed in de ogen van de koning. Hij liet mij gaan toen ik hem een bepaalde tijd opgegeven had.’

Nehemia verhaalt in de verzen 7 en 8: ‘Verder zei ik tegen de koning: Als het de koning goeddunkt, laat men mij dan brieven geven voor de landvoogden van het gebied aan de overzijde van de rivier, dat zij mij doorgang verlenen totdat ik in Juda ben aangekomen, 8 en een brief voor Asaf, de bewaker van het kroondomein dat de koning heeft, dat hij mij hout geeft om een zoldering te maken voor de poorten van de burcht die bij het huis van God hoort, voor de stadsmuur en voor het huis waar ik naartoe zal gaan. En de koning gaf ze mij, omdat de goede hand van mijn God over mij was.’

Koning Arthahsasta gaf dus de nodige brieven aan Nehemia om Jeruzalem te herbouwen, die aangaf: ‘omdat de goede hand van mijn God over mij was’ (Neh. 2:8). Hij had dus mandaat (de bevoegdheid, opdracht en volmacht) om dit te doen. In vers 9 zie we het vervolg: ‘Toen kwam ik aan bij de landvoogden van het gebied aan de overzijde van de rivier en gaf hun de brieven van de koning. De koning had legerofficieren en ruiters met mij meegestuurd.’

Het levensverhaal van Nehemia kan een inspirerend en bemoedigend voorbeeld voor ons zijn. Hij kwam onder de bescherming van de soldaten van de koning van Perzië naar Jeruzalem. Hij bezag eerst de verwoestte toestand waarin de stad zich bevond. Hij zag de puinhopen en inspecteerde de muren van Jeruzalem, waarin bressen waren geslagen en waarvan de poorten door vuur waren verteerd (vers 13).

Daarna riep hij de teruggekeerde Joden en hun politieke en geestelijke leiders bij elkaar. Hij vertelde hun wat God hem in het hart had gegeven over het herstel en de opbouw van Jeruzalem. Hij zei tegen hen (in vers 17): ‘U ziet de ellende waarin wij verkeren, dat Jeruzalem verwoest ligt, en zijn poorten met vuur verbrand zijn. Kom, laten we de muur van Jeruzalem opbouwen, zodat wij niet langer een voorwerp van smaad zijn.’ We lezen verder in vers 18: ‘En ik vertelde hun over de hand van mijn God, die goed over mij geweest was, alsook de woorden van de koning die hij tot mij gesproken had. Toen zeiden zij: Laten wij opstaan en gaan bouwen! En ze grepen moed voor het goede werk.’

Tegenstand in Kanaän

Er kwam al direct vijandschap en tegenstand vanuit de bevolking van Kanaän die daar woonden. Overgebleven Joden (de Samaritanen) hadden zich daar ook tijdens de Babylonische ballingschap vermengd met de heidense volken. Leiders van hen in Kanaän hebben zich verzet tegen de activiteiten van Nehemia en zijn medewerkers.

In vers 10 lezen we dat Sanballat, een Horoniet en Tobias, een Ammoniet die bestuursambtenaar was, hoorden van mijn komst. Zij werden woedend omdat er iemand was gekomen om de Israëlieten te helpen. Deze tegenstanders van Nehemia kunt je in je eigen leven zien als demonische geesten die je geestelijke opbouw willen verwoesten.

We lezen over een eerste reactie van hen in Neh. 2:19: ‘Maar Sanballat, de Horoniet, en Tobia, de Ammonitische dienaar, en Gesem, de Arabier, hoorden dit, en bespotten en verachtten ons. Zij zeiden: Wat is dit voor iets wat u doet? Wilt u tegen de koning in opstand komen?’

We lezen in Neh. 4 hoe de bouwende Joden werden veracht en bedreigd door tegenstanders, die ze ‘zwakke Joden’ noemden. Ontmoedigde Joden klaagden over te weinig kracht en teveel puin, zodat ze niet in staat waren de muur te herbouwen. Hoe ga je om met kritiek en ontmoediging? Kijk je op het puin in jezelf, of stel je jouw hoop op God?

Weet je het verlossingsplan van God en hoe je daarom ook kunt bouwen aan een hoopvolle toekomst? God sprak tot Israël in ballingschap, dat Hij gedachten van vrede over hen koesterde, om hen hoop en toekomst te geven (Jer. 29:11-14).

Door God zal het bouwen gelukken

Nehemia bouwde op het Woord van God.
Je slaagt als je zo ook gehoorzaam aan de slag gaat!

Nehemia gaf hun het volgende antwoord (in vers 19): ‘De God van de hemel, Hij zal ons doen slagen en wij, Zijn dienaren, zullen opstaan en gaan bouwen. Maar u hebt geen deel, geen recht, en geen herinnering in Jeruzalem.’

We zien in deze geschiedenis dat de vijand niet stil zit als God door ons heen aan het werk gaat. Nehemia kwam in de naam van zijn God de stad te herstellen. De gelovigen mogen samen in de Naam van Jezus herstellen, bouwen en strijden. De tegenstanders zijn het beeld van de satan en zijn demonen, die een geestelijke strijd voeren tegen de gelovigen om hen af te houden van een bouwen aan het Koninkrijk van God. Het wordt vertolkt in Opwekking 167:

Samen in de naam van Jezus
heffen wij een loflied aan.
Want de Geest spreekt alle talen
en doet ons elkaar verstaan.
Samen bidden, samen zoeken
naar het plan van onze Heer.
Samen zingen en getuigen,
samen leven tot zijn eer.

Heel de wereld moet het weten
dat God niet veranderd is.
En zijn liefde als een lichtstraal
doordringt in de duisternis.
De weg van God is niet te keren,
omdat hij er over waakt.
En de Geest verbreekt de grenzen
die door mensen zijn gemaakt.

Prijs de Heer, de weg is open

naar de Vader, naar elkaar
Jezus Christus, Triomfator,

Mijn verlosser, Middelaar.
Vader met geheven handen

breng ik u mijn dank en eer.
Het is uw Geest die mij doet zeggen:

Jezus Christus is de Heer!

(Tekst en muziek: C.  A. E. Groot.)

++++

Zeven gemene streken om de bouw te verhinderen

Tobia en de andere tegenstanders probeerden door een aantal gemene streken Nehemia en de teruggekeerde Joden van het herbouwen van Jeruzalem af te houden.
Je kunt deze tegenstanders ook voor jezelf symbolisch zien als demonische geesten die je geestelijke opbouw willen verwoesten. Herken je de volgende aanvallen op je geestelijk (geloofs)leven:
In Nehemia zien we 7 gemene streken van Tobias:

1e: Spotten (Neh.4:1-6)
2e: Verwarring stichten (Neh.4:7-9)
3e: Moedeloosheid (Neh.4:10-15)
4e: Misleidende praat om bang te maken en het werk te stoppen (Neh.6:1-4)
5e: Roddels en leugens (Neh.6:5-9)
6e: Verleiden tot zondigen (Neh.6:10-14)
7e: Poging om meer macht te krijgen door rijke Joden voor zich te winnen. Hij had ook een Joodse vrouw (Neh.6:17-19)

Wat doe je tegen het spotten?

We lezen over de spot in Nehemia 1-3: ‘Het gebeurde, toen Sanballat gehoord had dat wij de muur herbouwden, dat hij in woede ontstak en zeer geërgerd was. Hij bespotte de Joden en zei in tegenwoordigheid van zijn broeders en het leger van Samaria: Wat doen die zwakke Joden? Zal men hen hun gang laten gaan? Gaan ze offers brengen? Willen ze het vandaag nog klaarkrijgen? Willen ze de stenen uit de puinhopen weer tot leven wekken, hoewel die verbrand zijn? En Tobia, de Ammoniet, stond naast hem en zei: Ook al bouwen ze, als er slechts een vos op klimt, maakt hij een bres in hun stenen muur.’

Scherpe spot kan een verlammend werken op je emoties en wilskracht. Kwade influisteringen kunnen je een gevoel van machteloosheid geven. Nehemia liet zich niet intimideren en sloeg de lachende spot van vijanden af met woorden van geloof. Hij had al eerder aangegeven tegenover zijn tegenstanders: ‘De God van de hemel, Hij zal ons doen slagen en wij, Zijn dienaren, zullen opstaan en gaan bouwen’ (Neh. 2:20).

Goede wapens tegen spot zijn geloof en gebed. Het vertrouwen in de leiding en de macht van God kan je weer nieuwe moed geven. Gebed kan de bidder veranderen en weer daadkrachtig maken. Je ziet dat bij Nehemia. Als hij zich tot God keerde werd hij standvastiger en krachtiger. Je leest over zijn gebedsleven in Neh. 1:4-11, 2:4, 4:9, 5:19, 6:9 en Neh. 13:14, 22 en 31.

De Joden lieten zich niet ontmoedigen door spot en gingen standvastig door met het werk. Nehemia geeft aan in Neh. 4:6: ‘Maar wij bouwden de muur, zodat heel de muur tot de helft ervan aaneengevoegd werd, want het hart van het volk was erop gericht om te werken.’

Waar haalden Nehemia en Ezra geestelijk hun kracht vandaan? Je leest dat later in hun geschiedenis, als het volk de woorden van de wet van God aanhoorde. Ze kwamen tot berouw en ‘heel het volk huilde toen ze de woorden van de wet hoorden’ (Neh. 8:10). Het volk werd daarna opgeroepen en bemoedigd (in vers 11): ‘Wees niet bedroefd, want de vreugde van de HEERE, dat is uw kracht.’

Hoe raak je niet in verwarring?

We lezen verder in Neh. 4:7-8: ‘Het gebeurde, toen Sanballat, Tobia, de Arabieren, de Ammonieten en de inwoners van Asdod hoorden dat het herstel van de muren van Jeruzalem vorderde en dat de bressen gedicht begonnen te worden, dat ze in hevige woede ontstaken. Zij spanden allemaal samen om tegen Jeruzalem te gaan strijden en verwarring te stichten.’

In vers 9 zien we de dappere reacties van de Joden, zoals Nehemia aangeeft: ‘Maar wij baden tot onze God en plaatsten een wacht tegen hen, dag en nacht, vanwege hen.’

Sterker worden in de strijd zoals Paulus en Timotheüs

Tegenstand en geestelijke strijd kunnen gelovigen juist sterker en vindingrijk maken. In de verdrukkingen worden we dan getraind en doen we de nodige ervaring op met de kracht van God in onze zwakheid, angst en ontmoedigingen. Volgens Rom. 5:3-4 brengen verdrukkingen volharding, ondervinding en hoop te weeg. Dit is mogelijk door de liefde en genade van God, en door het werk van Jezus en de Heilige Geest (zie Rom. 5:1-6).

Je ziet hoe Paulus de jonge Timotheüs bemoedigt en aanmoedigt in de geestelijke strijd. Hij schrijft hem in 1 Tim. 6:12: ‘Strijd de goede strijd van het geloof.’ Hij wijst hem op wat God de gelovigen gegeven heeft, in 2 Tim. 1:7: ‘Want God heeft ons niet gegeven een geest van vreesachtigheid, maar van kracht en liefde en bezonnenheid.’

In 2 Tim. 2:1 wens hij zijn geestelijke zoon toe: ‘U dan, mijn zoon, word gesterkt in de genade die in Christus Jezus is.’ In vers 3 geeft hij daarbij aan: ‘Lijd verdrukkingen als een goed soldaat van Jezus Christus.’

Zoals Nehemia had Timotheüs een opdracht van God te vervullen. Hij mocht bouwen aan het Koninkrijk van God als een dienaar in de gemeente van Jezus Christus. Paulus moedigt hem aan in 2 Tim. 4:5: ‘Maar u, wees nuchter in alles. Lijd verdrukkingen. Doe het werk van een evangelist. Vervul uw dienstwerk ten volle.’ Als je de dienst goed verricht, kun je ‘veel vrijmoedigheid verkrijgen in het geloof in Christus Jezus’, aldus Paulus in 1 Tim. 3:13.

Geef je niet over aan moedeloosheid

We lezen in Neh. 4 hoe de bouwende Joden werden veracht en bedreigd door tegenstanders, die ze ‘zwakke Joden’ noemden. Ontmoedigde Joden klaagden over te weinig kracht en teveel puin, zodat ze niet in staat waren de muur te herbouwen. Hoe ga je om met kritiek en ontmoediging? Kijk je op de puinhopen of stel je jouw hoop op God? De negatieve woorden en belasteringen kunnen ook vat krijgen op je denken. In een voortdurende geestelijke strijd kun je overvallen worden door moedeloosheid. Het kan je allemaal teveel worden. De weerstand en de energie kan verminderen door deprimerende gedachten.

Je leest het volgende over de ontmoedigende woorden van Juda in Neh. 4:10: ‘De kracht van de lastdragers schiet tekort en er is veel puin; wij zijn daarom niet in staat de muur te herbouwen.’ De bouwers werden ook ontmoedigt door andere Joden, die bij de tegenstanders woonden, die wel tienmaal vanuit alle plaatsen kwamen zeggen: ‘Jullie moeten naar ons terugkeren’ (vers 12). Het is zwaar als je tegenstand ervaart bij je huisgenoten of mensen uit je eigen gemeente.

Nehemia en de toegewijde Joden bleven echter standvastig, krachtig en strijdvaardig. Nehemia verhaalt ons in de verzen 13-14 dat hij de mannen opstelde op de laagste plaatsen achter de muur bij de open plekken. Hij deelt mee: ‘Ik stelde het volk op, ingedeeld naar hun geslachten, met hun zwaarden, hun speren en hun bogen. Ik zag erop toe en stond op en zei tegen de edelen, de machthebbers en de rest van het volk: Wees niet bevreesd voor hen. Denk aan de grote en ontzagwekkende Heere, en strijd voor uw broeders, uw zonen en uw dochters, uw vrouwen en uw huizen.’

De werkers keerden terug naar het werk. Ze stelden zich krachtig op en verdedigden de bouwers met wapens. Daardoor konden ze standhouden. Dat is ook nodig in de geestelijke strijd van de gelovigen. We worden opgeroepen in Efeze 6:10-11: ‘Word gesterkt in de Heere en in de sterkte van Zijn macht. Bekleed u met de hele wapenrusting van God, opdat u stand kunt houden tegen de listige verleidingen van de duivel.’

In de genoemde wapenrusting ben je aan de voorkant goed beschermd, om jezelf af te schermen en aan te vallen. Maar je kunt ook in je rug worden aangevallen. Zorg daarom ook dat je rugdekking hebt en samen strijdt in de wapenrusting van God, biddend en wakend (Ef. 6:10-18).

Na de voltooiing van de muur beseften de vijanden dat dit een werk vanuit God was. Zo zal de volharding in de wapenrusting van God ook een overtuigend teken van Zijn werk in ons kunnen zijn. Hij zal Zijn werk in de gelovigen voltooien, want Hij laat niet varen de werken van Zijn handen!

Kijk maar eens hoe volhardend en dapper Nehemia en de Joden hebben standgehouden totdat de bouw van de muur was voltooid. Nehemia vertelt erover in Neh. 4:16-23: ‘Vanaf die dag was het zo dat de ene helft van mijn knechten met het werk meedeed en de andere helft van hen de speren, de schilden, de bogen en de harnassen vasthield, terwijl de vorsten opgesteld stonden achter heel het huis van Juda. 17 Zij die aan de muur bouwden, zij die de lasten droegen en zij die ze oplaadden, deden met één hand het werk, en de andere hand hield de werpspies vast. 18 De bouwers hadden elk zijn zwaard aan zijn heup gegord terwijl zij aan het bouwen waren, maar de bazuinblazer bleef bij mij.

19 Ik zei tegen de edelen, de machthebbers en het overige volk: Het werk is veel en uitgebreid. Wij staan verspreid over de muur, de een ver van de ander. 20 Op de plaats waar u het bazuingeschal hoort, daar moet u zich bij ons voegen. Onze God zal voor ons strijden.

21 Zo deden wij het werk. De helft van hen hield de speren vast, van het aanbreken van de dageraad tot het opkomen van de sterren. 22 Ook zei ik in die tijd tegen het volk: Ieder moet met zijn knecht binnen Jeruzalem overnachten, zodat zij voor ons ’s nachts wacht en overdag werkploeg zijn. 23 Noch ik, noch mijn broers, noch mijn knechten, noch de mannen van de wacht die achter mij kwamen, trokken in die tijd onze kleren uit; ieder had zijn werpspies en water.’

Vastberaden bouwden ze de muur in 52 dagen.

De vijanden vreesden en wisten dat dit een werk vanuit God was.

Nehemia bemoedigde het volk met de krachtige geloofsuitspraak: ‘Onze God zal voor ons strijden’(vers 20). Denk hierbij aan Mozes, die tegen het volk zei voor de Rode Zee: ‘Wees niet bevreesd, houd stand, zie het heil van de HEERE.’ De HEERE zal voor u strijden, en u moet stil zijn.’ (Zie Exodus 14:13-14.) Zo kun je de strijd aan!

Wil je in navolging van Nehemia ook een hersteller en bouwer zijn in de dienst van God en voor de uitbreiding van het Koninkrijk van Jezus Christus? Let dan maar eens op de beloften uit Jes. 58:12, die ook ons aanmoedigen. Je leest daar: ‘En wie uit u voortkomen, zullen de verwoeste plaatsen van weleer herbouwen; de fundamenten, van generatie op generatie verwoest, zult u herstellen.
En u zult genoemd worden: hij die bressen dichtmaakt, hij die paden herstelt, opdat men er weer kan wonen.’

Laat je niet afleiden van het werk van God

Ondanks de tegenstand, listen en dreigementen kwam de muur toch binnen korte tijd voor een groot deel gereed. De bressen in de muren waren verdwenen. Toen moesten ook de zware houten deuren van de stadspoorten nog worden voltooid. Alle mogelijke openingen voor vijandige aanvallen moesten gedicht. Dat geldt ook zeker voor het geestelijk welzijn voor onszelf en de gemeente van Jezus Christus. We lezen daarover in 1 Petr. 5:8-9. Je moet de duivel geen gelegenheid, opening of kans geven om bij je binnen te komen. Door te zondigen, speel je hem in de kaart. In Efeze 4:27 worden we vermaand: ‘Geef de duivel geen plaats.’ Dat doe je als je blijft zondigen. Je kunt ook vertalen: ‘Geef de duivel geen voet.’ Als je een demon een opening geeft, zet hij zijn voet tussen je deur.

Als je zonden aan de hand houdt,

geef je de duivel een voet.

In Ef. 4:27 wordt de duivel in het Grieks aangeduid met de term ‘diabolos’ (vertaald: aanklager, beschuldiger). In 2 Tim. 2:26 gaat het over ‘de strik van de duivel’, die je met zijn kwade influisteringen misleidt en verstrikt en zijn web. Trap niet in het levensgevaarlijke web van hem die je leven wil verwoesten. Denk aan het werk van een giftige spin. Blijf zo ver mogelijk uit de buurt van de satan (in het Hebreeuws ‘tegenstander’).   Het Griekse diábolos betekent letterlijk ‘door-elkaar-gooier’ in de betekenis van ‘iemand die zaken verwart, die de feiten verdraait, een lasteraar’.

In Nehemia 6 zien we dat de tegenstanders zo ook bezig zijn met misleidende woorden. Ze nodigden Nehemia uit om met hem in gesprek te komen in het dal Ono (vers 2). Nehemia blijft bij de opdracht van God en liet boden zeggen tegen hen (in vers 3): ‘Ik ben met een groot werk bezig en kan niet komen. Waarom zou het werk stilliggen omdat ik het nalaat en naar u toe kom?’ Ze probeerden hem zelfs vijf keer van het werk af te krijgen, opdat hij in hun valstrik zou trappen.

Kwade machten infiltreren in je gedachten. Geef ze geen ruimte of openingen om bij de binnen te komen. Nehemia heeft zo spoedig mogelijk de bressen en gaten in de verdedigingsmuur van Jeruzalem gedicht en de lage gedeeltes opgehoogd. Bij deze kwetsbare plekken heeft hij ook bewakers en wachters gezet.

Demonische infiltraties komen bij je binnen via de geestelijke boosheden in de lucht (daar hebben we volgens Efeze 6:12 de strijd tegen te voeren). In het geloof kun je weerstand bieden tegen deze geestelijke aanvallen, zoals ook Nehemia deed bij de herbouw van Jeruzalem. Zie hoe standvastig en consequent hij de listige verleidingen van zijn tegenstanders heeft afgeslagen

Het is daarom ook de blijvende opdracht van de gelovigen om de hele wapenrusting van God aan te doen, zoals Paulus aangeeft in Ef. 6:11: ‘opdat u stand kunt houden tegen de listige verleidingen van de duivel.’ We lezen verder in de vers 12: ‘Want wij hebben de strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers van de duisternis van dit tijdperk, tegen de geestelijke machten van het kwaad in de hemelse gewesten.’

In vers 13 benadrukt Paulus: ‘Neem daarom de hele wapenrusting van God aan, opdat u weerstand kunt bieden op de dag van het kwaad, en na alles gedaan te hebben, stand kunt houden.’ Je ziet het voor je in de geschiedenis van Nehemia en de bouwers verdedigers van Jeruzalem. Zij bouwden en bewaakten de muur.

Kwade geesten proberen te infiltreren in je gedachten. Ze zijn als raven die krijsend om je hoofd vliegen. Er werd bij opgemerkt dat je ze geen kans moet geven om een nest te maken in je haar. Zorg ervoor dat negatieve gedachten zich niet nestelen in je hoofd en in je denken.

Laat je niet bang maken door roddels en leugens

De tegenstanders probeerden Nehemia in diskrediet te brengen door een openlijke brief, met roddel en leugens, alsof hij koning zou willen worden van Joden, die in opstand wilden komen (zie Neh. 6:5-9). Nehemia liet zich daardoor niet bang maken of ontmoedigen. Hij legde bij God neer en bad: ‘Maak mijn handen sterk!’ (vers 9).

Nehemia liet zich niet intimideren of misleiden. Hij hield zijn hoofd koel en helder en bleef gericht op het doel.

Het resultaat lezen we in Neh. 6:15 en 16. In vers 15 wordt vermeld dat de muur na 52 dagen werd voltooid. Met het dichten van de muur werden ook de mond van de vijand gestopt. We lezen erover in vers 16: ‘En het gebeurde, toen al onze vijanden het hoorden, dat alle heidenvolken rondom bevreesd voor ons werden en in hun eigen ogen zeer in achting daalden, want zij wisten dat dit werk van onze God uit gedaan was.’ Zij vernederden zich ten opzichte van de Joden en gaven de eer aan God.

Tobias, die met een Joodse vrouw was getrouwd, spande uiteindelijk samen met de rijke leiders van Juda. Ze werden bondgenoten. Toen Nehemia een tijdje we was om verslag uit te brengen bij de koning van Perzië, nam Tobias de kans waar: hij verkreeg zelfs een kamer in de voorhoven van het huis van God in Jeruzalem.

Het kwaad is als vervuild water dat overal doordringt, waar er openingen zijn. Als je niet oplet en waakt, kan het infiltreren tot in je diepste innerlijk. Het zal je geestelijk leven vervuilen en je toegang tot het hemelse heiligdom bemoeilijken.

Hoe kon het kwaad zo dicht bij het heiligdom in Jeruzalem komen. Nehemia nam na zijn terugkeer een kloek besluit. Je leest erover in Nehemia 13:7-9: ‘Toen ik in Jeruzalem aankwam, kreeg ik inzicht in het kwaad dat Eljasib ten behoeve van Tobia gedaan had, door een kamer voor hem te maken in de voorhoven van het huis van God. 8 Dit was volstrekt kwalijk in mijn ogen; daarom wierp ik al het huisraad van Tobia uit de kamer naar buiten. 9 Ik zei dat ze de kamers moesten reinigen, en ik liet de voorwerpen van het huis van God daar terugbrengen, met het graanoffer en de wierook.’

Ga gelovig op de geopende weg

Jezus heeft de weg naar het gereinigde heiligdom geopend voor de gelovigen. Hij heeft de zonde en het kwaad overwonnen en de weg tot God geopend.

In Hebr. 4:14-16 worden we aangemoedigd: ‘Nu wij dan een grote Hogepriester hebben, Die de hemelen is doorgegaan, namelijk Jezus, de Zoon van God, laten wij aan deze belijdenis vasthouden. 15 Want wij hebben geen Hogepriester Die geen medelijden kan hebben met onze zwakheden, maar Een Die in alles op dezelfde wijze als wij is verzocht, maar zonder zonde.

16 Laten wij dan met vrijmoedigheid naderen Rom. 3:25 tot de troon van de genade, opdat wij barmhartigheid verkrijgen en genade vinden om geholpen te worden op het juiste tijdstip.’ 

Tot Zijn volk spreekt God in Jesaja 49:19: ‘Zie, Ik heb u in beide handpalmen gegraveerd, uw muren zijn steeds vóór Mij.’ God ziet de gelovigen door Zijn Zoon Jezus Christus. Zie jij ook op de wonden van Jezus voor je troost en veiligheid. Je bent als gelovige veilig in de handen van Jezus, waardoor God je aanziet.

++++

Ezra en het herstel van Jeruzalem

Hoe kom je tot herstel na zonde en verdrukking?

Wat kun je daarbij leren van het herstel en de opbouw van Jeruzalem na de zonde en de wegvoering van de Joden? Hoe kun je weer een nieuw positief leven opbouwen na een tijd van afbraak in een zondig leven? Je kunt het zien in de boeken van Ezra, Haggaï en Nehemia.

Er is een rode draad die door de Bijbel loopt, namelijk die van: zonde –  verdrukking – berouw – uitredding – herstel. Je kunt het ook noemen: afkeer –  inkeer  terugkeer – barmhartigheid – herstel.

Het is begonnen bij de zondeval van de mens in het Paradijs. Zonde betekent: het doel missen. De Israëlieten kwamen in de verdrukking door wat anderen hen aandeden of wat ze zichzelf aandeden. Het gebeurde door zonde van buitenaf en van binnenuit. Daarbij is het belangrijk hoe je reageert op wat anderen je aandoen. Je kunt zondig reageren of het aan God overgeven. Door een ‘Mara’ in je leven (een pijnlijke beproeving) kun je beter of bitter worden.

Zie maar eens de verschillen en overeenkomsten in de verlossing van Israël uit de verdrukking in Egypte, de situaties in de tijd van de Richteren en de wegvoering naar Babel en de terugkeer naar Jeruzalem.

Ben je van buitenaf verdrukt en gekwetst, zoals Israël in Egypte? Hoe heb je erop gereageerd? Hoe verwerk je trauma’s? Veel Israëlieten bleven verbitterd in de woestijn. Ze werden daarvoor gestraft en niet bevrijd. De jonge generatie, die was geoefend in de woestijn, mocht het beloofde land binnengaan.

In de tijd van de richteren vervielen de Israëlieten tot  zonde afval, afgoderij. Dat gebeurde van binnenuit. Zij hadden geen goede bescherming opgebouwd naar de vijanden en lieten zich beïnvloeden. Ze werden geïnfiltreerd door demonische machten. Als er gebrek aan leiderschap was, konden ze de krachtige verleidingen niet weerstaan.

Is dat herkenbaar in je leven? Laat je dan aanmoedigen om tot inkeer en terugkeer te komen. Zo ging het ook bij de gelijkenis van de verloren zoon. Hij werd bij zijn terugkeer hartelijk ontvangen door zijn vader.

Door eigen zonden werden de Joden weggevoerd naar Babel. Daar werden ze uit de verdrukking gered. Er waren sterke leiders, priesters en profeten met geloofskracht onder hen onder hen, zoals Daniël en zijn vrienden, maar ook Zerubbabel, Ezra, Haggaï, Zacharia en Nehemia.

De Joden lieten zich uiteindelijk door God en hen aansporen om in gehoorzaamheid met tussenpozen te het altaar, het fundament, de tempel, de muur en de stad te bouwen en te herstellen.

God wekte hun geest op om te bouwen

De Perzische Koning Kores (Cyrus de Grote) werd in 538 vóór Christus door God in zijn geest opgewekt om de opdracht tot de herbouw van de tempel. Hij gaf in zijn eerste regeringsjaar het bevel, dat het huis van God weer opgebouwd moest worden op de plaats waar men offers brengt, op dezelfde plaats waar de eerste tempel van Salomo stond (Ez. 6:3).

We lezen over de opdracht en aanvang van de (her)bouw van de tempel in Jeruzalem in Ezra 1:1-4: ‘In het eerste jaar nu van Kores, de koning van Perzië, wekte de HEERE de geest van Kores op, de koning van Perzië, opdat het woord van de HEERE, dat Hij bij monde van Jeremia gesproken had, vervuld zou worden om door zijn hele koninkrijk een boodschap te laten gaan, ook in geschrifte:

2 Zo zegt Kores, de koning van Perzië: Alle koninkrijken van de aarde heeft de HEERE, de God van de hemel, aan mij gegeven, en Hij is het Die mij heeft opgedragen om een huis voor Hem te bouwen in Jeruzalem, dat in Juda ligt.

3 Wie er onder u ook maar tot al Zijn volk behoort – zijn God zij met hem – laat hij optrekken naar Jeruzalem, dat in Juda ligt, en laat hij het huis van de HEERE, de God van Israël, bouwen; Hij is de God Die in Jeruzalem woont. 4 En ieder die achtergebleven is, uit alle plaatsen waar hij als vreemdeling verblijft, laten zijn plaatsgenoten hem helpen met zilver, met goud, met allerlei bezittingen en met vee, naast de vrijwillige gave voor het huis van God, Die in Jeruzalem woont.’

We zien de positieve reacties in Ez. 1:5-6, waar we lezen: ‘Toen stonden de familiehoofden van Juda en Benjamin, en de priesters en de Levieten op, allen bij wie God de geest had opgewekt om op te trekken om het huis van de HEERE te bouwen, Die in Jeruzalem woont. 6 En allen rondom hen ondersteunden hen ondersteunden hen – met zilveren voorwerpen, met goud, met bezittingen, met vee en met kostbaarheden, naast alles wat vrijwillig gegeven was.

De prachtige tempel van Salomo was door de Babyloniërs verwoest. De Perzische koning Kores (Cyrus de Grote) gaf de voorwerpen van het huis van de HEERE God mee, toen de Joodse ballingen van Babel naar Jeruzalem werden gebracht.  Nebukadnezar had die uit de eerste tempel geroofd en in het huis van zijn goden geplaatst (zie Ez. 1:7-11).

God kan ons ook geven wat we lezen in Ezra 9:9: ‘Want wij zijn wel slaven, maar in onze slavernij heeft onze God ons niet verlaten, maar heeft Hij ons goedertierenheid bewezen (…), door ons enige opleving
te geven om het huis van onze God te doen herrijzen en om de ruïnes ervan te herstellen…’

Het proces van herstel in Jeruzalem en in ons leven

Let op de volgorde van de herbouw en het herstel in Jeruzalem. Ik vergelijk het hieronder met het herstel in het leven van een gelovige.

Eerst het herstel van de offerdienst

Men begon in Jeruzalem met het herstel van de offerdienst. In Ezra 3:2-3 lezen we dat de Jesua met zijn broeders, de priesters, samen met de Joodse landvoogd Zerubbabel en zijn broeders het altaar van God herbouwden op het fundament. Het werd op de oude fundamenten geplaatst, waar het stond in de tijd van de tempel van Salomo.

In 537 vóór Christus werd het brandofferaltaar herbouwd. Men offerde en bad er weer op de zoals het voor de eredienst aan God was vastgesteld.

Hieruit kun je leren dat het herstel van je verhouding met God eerst moet komen, zodat er een voortdurende dienst aan God is, zoals Hij het in Zijn Woord heeft vastgelegd. Dat gaat over het bidden en offeren en jezelf toewijden aan God.

Heb je ook een altaar op een goed fundament?

Je altaar moet op het goede fundament worden geplaatst. Door de zonde was ook het altaar in Jeruzalem verwoest. De zonde kan ook veel beschadigd en stukgemaakt hebben in je leven. Door het geloof in Jezus Christus kan er een gereinigd en geheiligd leven de plaats innemen van een onrein en beschadigd leven. Door de genade en kracht van God kan jouw afgebroken leven weer worden opgebouwd. Een gelovige is zelfs een tempel van God en de Heilige Geest. Een kind van God is ook een priester die een altaar heeft.

Volgens 1 Korinthe 3:16 zijn we als gelovigen een tempel van God. Jezus Christus is het fundament. We bouwen er door het geloof samen verder op. Paulus had door evangelisatie en onderwijs overeenkomstig de genade van God het fundament van de gemeente gelegd. Hij was daarin ‘een wijs bouwmeester’. Anderen hebben verder gebouwd op dat fundament. Paulus geeft aan in 1 Kor. 3:10-11: ‘Ieder dient er echter op toe te zien hoe hij daarop bouwt. Want niemand kan een ander fundament leggen dat wat er ligt, dat is Jezus Christus.’

Door tegenstand is de herbouw 17 jaar gestopt

Na het oprichten van het brandofferaltaar werd de herbouw van de tempel 17 jaar lang tegengehouden door de Samaritanen. De inwoners van het land ontmoedigden de Joden. Zij joegen schrik aan bij het bouwen (Ez. 4:4). Er werd ook negatief over de Joden geschreven naar koning Arthahsasta van Perzië, die bevel gaf om met de bouw te stoppen tot nader order. Toen werd er kracht en geweld en geweld uitgeoefend op de Joden en hield het werk aan het huis van God op in Jeruzalem tot het tweede regeringsjaar van koning Darius I van Perzië. (Zie Ez. 4:21-24.)

Haggaï 1:2 geeft aan dat de Joden zeiden: ‘De tijd is nog niet gekomen, de tijd om het huis van de HEERE te herbouwen.’ God spreekt door Haggaï verder in vers 4: ‘Is het voor u wel de tijd om in uw fraai overdekte huizen te wonen, terwijl dit huis verwoest ligt?’ Ze hadden al wel een altaar opgericht en de fundamenten van de tempel gelegd (Ezra 3:10). Daarna waren ze gestopt door een verbod van de Perzen. Ze gaven voorrang aan hun eigen zaken. Daardoor week de zegen van God. Zoek eerst wat God je vraagt en ontvang Zijn zegen. De Joden sloofden zich wel uit voor hun eigen huizen, daarom gaf God droogte en weinig oogst op het veld.

Als iemand vroeger tot geloof kwam, zeiden andere gelovigen wel: ‘Welkom in de strijd’. Als je met de eredienst bent begonnen en met een oprecht hart gaat bidden en offeren, zal dat op tegenstand kunnen rekenen. Je bent dan nog ongeoefend en de verdedigingsmuur kan nog niet in orde zijn. De geestelijke vijanden zullen hun demonische invloeden op je gaan uitoefenen, je angst aanjagen en je zelfs proberen terug te verleiden. Sommige kwetsbare jonggelovigen zijn dan wel voor een langere tijd teruggevallen in zondige gewoontes en verslavingen. Ze kunnen de strijd nog niet aan en zoeken naar troost en aandacht op de verkeerde plaatsen en bij de verkeerde personen.

Heb je wel een altaar en bid je nog wel, maar is je leven nog geen geschikte tempel voor de Heilige Geest?

++++

Om het in een goed kader te plaatsen en actueel te maken, laat ik hieronder een leerzaam artikel volgen van Dirk van Genderen. Het is getiteld: ‘Ons lichaam: een tempel van de Heilige Geest’. Het is online geplaatst op vrijdag 15 september 2017, door Dirk van Genderen. Hij geeft ons door:

‘In Haggaï 1:9 werd ik geraakt door de woorden ‘Vanwege Mijn huis, dat verwoest ligt, terwijl u zich uitslooft, ieder voor zijn eigen huis.’ Dit hoofdstuk is een krachtige aansporing van de Heere om de tempel te herbouwen. De tempel ligt nog steeds in puin, ook al zijn de Joden alweer teruggekeerd uit de ballingschap. Ze wonen in hun fraai overdekte huizen, zoals het in vers 4 staat, terwijl het huis van de Heere verwoest is.

Ze hadden al wel een altaar opgericht en de fundamenten van de tempel gelegd (Ezra 3:10), maar daarna waren ze ermee gestopt toen ze een verbod van het Perzische hof kregen. Vandaar dat de Heere hun Zijn zegen niet kan geven. Daarom kwam er droogte over het land, werd de regen ingehouden en gaf de aarde haar opbrengst niet meer. Hongersnood als gevolg van ongehoorzaamheid aan God. Vandaar de oproep om aan de slag te gaan. ‘Dan zal Ik er behagen in scheppen en verheerlijkt worden, zegt de HEERE’ (vers 8).

Toen ik deze verzen las, werd ik getroffen door de gelijkenis tussen toen en nu. Hoe staat het ervoor met onze tempel? Dan denk ik niet in de eerste plaats aan onze kerken en de ruimten waarin wij samenkomen. Dat hebben we vaak wel goed voor elkaar.

Maar ik denk aan ons eigen lichaam, dat in de brief aan de Korinthiërs een tempel van de Heere wordt genoemd.

1 Korinthe 3:16 en 17: ‘Weet u niet, dat u Gods tempel bent en dat de Geest van God in u woont? Als iemand de tempel van God te gronde richt, zal God hem te gronde richten, want de tempel van God is heilig, en deze tempel bent u’.

1 Korinthe 6:19: ‘Of weet u niet, dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest, Die in u is en Die u van God hebt ontvangen, en dat u niet van uzelf bent?’

Hoe staat het ervoor met onze tempel? Ook al hebben we door genade de Heere Jezus als onze Redder en Verlosser leren kennen en liefhebben, dan kan het toch zo zijn dat onze tempel verwoest ligt.

We zwoegen en draven voor onze aardse huizen, onze carrière, onze baan, onze dure auto, onze kinderen, onze vakanties… en misschien ook wel voor de kerk.

Is dat dan verkeerd? Dat hoeft niet, maar het kan goed zijn dat onze prioriteiten volkomen verkeerd zijn komen te liggen in de loop van jaren. We kunnen zo gericht zijn op al die aardse dingen, dat we onze geestelijke tempel totaal verwaarlozen. Dan kan, zoals voor Juda gold, (geestelijke) hongersnood en tegenslag het gevolg zijn. (Zie dat maar in 1 Haggaï.)

Filippenzen 2:21 zegt in dit verband heel treffend: ‘Want zij zoeken allen hun eigen belangen, niet die van Christus Jezus.’

Misschien vragen we ons wel verwonderd af hoe het toch komt dat we zo weinig van de Heere ervaren in ons leven en in onze kerken en gemeenten. Bekijk uw eigen leven eens kritisch. Onderzoek uzelf. Waar maakt u zich druk over? Waar is uw hart vol van? Waar bent u op gericht? Op aardse bezittingen, op de dingen van deze wereld, of op de Heere Jezus? O, kon ik uw oog maar richten op de Heere Jezus alleen… Het is mijn gebed dat Hij door Zijn Woord en door de Heilige Geest het verlangen naar Hem krachtig in u zal werken.’

Dirk van Genderen geeft verder aan: ‘Als het gaat over Gods tempel denk ik ook aan al het werk in Zijn dienst, wereldwijd. Hoe gaan we om met ons geld, ons lichaam, onze tijd? Is Romeinen 12:1 werkelijkheid in ons leven: ‘Ik roep u er dan toe op, broeders, door de ontfermingen van God, om uw lichamen aan God te wijden als een levend offer, heilig en voor God welbehaaglijk…’

Als we ons leven, ons lichaam op Gods altaar leggen, dat dan ons gebed daarbij zal zijn: ‘Heere, hier is mijn leven, mijn alles, het is voor U.’ Dan kan het zijn dat Hij uw leven wil gebruiken of misschien wel uw financiën in Zijn dienst.

Als we zo in Zijn weg gaan, Zijn huis bouwen, zal Hij ons Zijn zegen schenken. Hoe Hij dat doet, dat is aan Hem. Weet wel, dat een leven met Hem oneindig veel rijker is dan een leven zonder Hem. En wat is ons meer waard: het applaus van de wereld voor wat we doen en wat we zijn of de zegen van de Heere?’

++++

In Hag. 2:10 spreekt God over de tweede tempel: ‘De heerlijkheid van dit toekomstige huis zal groter zijn dan die van de eerste (…). In deze plaats zal Ik vrede geven. Zie hoe Jezus bij de tempel kwam, waar ook de Heilige Geest werd uitgestort tijdens de Pinksterdag

 Samen met God zal je toekomst

groter zijn dan je verleden!

Verder bouwen en de Naam van God proclameren

Uiteindelijk gingen de Joden toch weer verder met de bouw van de tempel. Zij werden daartoe aangespoord door de profeten Haggaï en Zacharia (Ez. 5:1-2). Er kwam opnieuw tegenstand vanuit de omgeving. Ze gaven echter koning Darius te kennen, in Ez. 5:11: ‘Wij zijn dienaren van de God van de hemel en de aarde. En wij bouwen het huis weer op dat vele jaren tevoren is gebouwd.

Dat is een proclamatie waarbij de Naam van God hoog wordt gehouden. Dat is de juiste weg om ook jouw geestelijke vijanden te kunnen weerstaan. Mozes, Aäron en Hur deden dat ook door de staf omhoog te houden in de strijd tegen de Amalekieten (Ex. 17:10-11). In het Engels is het: ‘I lift the Name of the Lord on high’.  De banier van God moet omhoog worden gehouden tegenover de vijand, zodat deze weet dat je onder Zijn bescherming bent. Zij moeten worden geconfronteerd met de Naam van God.

Voor Mozes was de HEERE zijn banier. Hij noemde het altaar dat hij na de overwinning bouwde: ‘De HEERE is mijn Banier’ (“The-Lord-Is-My-Banner’, in het Hebreeuws: ‘YHWH Nissi’). Voor de gelovigen is Jezus de Leider en Beschermer. Zijn kruisbanier moet omhoog worden gehouden. Hij heeft overwonnen aan het kruis. In het overwinnend Evangelie wordt Hij verhoogd als de Overwinnaar.

Na vier jaar bouwen werd de tempel van Zerubbabel voltooid in 516 vóór Christus (Ezr. 6:15).

Eerst werd het altaar en het fundament van de tempel gebouwd. Daarna zorgde God ervoor dat de tempel werd voltooid. Pas vele jaren later werden de muren onder Nehemia hersteld. De herbouw van Jeruzalem onder Nehemia vond pas plaats tussen 445-433 vóór Christus.

Na verschillende langere onderbrekingen is de herbouw van de stad Jeruzalem voltooid. In de stad van vrede was de eredienst bij het brandofferaltaar en in de tempel, gebouwd op een goed fundament. De Joden mochten daar rustig in wonen achter een veilige muur.

Heb je ook een altaar, fundament en muur in je levenshuis?

Als U het huis niet bouwt…

Hieronder volgt weer het lied uit Opwekking 713: ‘Alles wat ik ben behoort U toe’, ook op PowerPoint dia’s:

Als God het huis niet bouwt, is mijn moeite tevergeefs. Dat komt naar voren in Opwekking 713.  De Nederlandse tekst van het lied ‘Build this house’ is van Peter van Essen. De uitvoering van Nederland Zingt volgt hieronder:

YouTube-video Als U het huis niet bouwt – Nederland Zingt

Alles wat ik ben behoort U toe.

En al wat ik op aarde heb, ontving ik dankzij U.

Ik zet mijn trots en eergevoel opzij;

het dienen van mijn Heer is nu het hoogste doel voor mij.

***

Refrein:

Want als U het huis niet bouwt, Is mijn moeite tevergeefs.

Als U niet werkt door mij blijft er niets dat waarde heeft.

Ik wil bouwen aan een huis at de vuurproef kan doorstaan;

Iets dat blijvend is, waarvan U zegt: ‘Goed gedaan’.

Voor de glorie van uw Naam. Glorie van uw Naam!

***

Zo gauw wens ik wat U een ander geeft

En zie ik niet de gaven die U mij gegeven heeft.

Heer, blaas het vuur aan dat U eens begon;

ontsteek in mij een liefdesvuur dat iedereen zal zien.

***

Refrein:  (…)

***