Werkers in de wijngaard van God

Ga in de oogst van Jezus Christus!

Copyright tekst: Jan A. Baaijens, pastorale hulpverlening.

Alle gelovigen hebben de roeping om God te eren en het Evangelie van Jezus Christus door te geven. Jezus geeft Zijn volgelingen de opdracht in Mark.16:15: ‘Ga heen in heel de wereld, predik het Evangelie aan alle schepselen.’ Het is de grote opdracht van God voor de gelovigen om in de wijngaard van de wereld te gaan.

Geroepen gelovigen worden geroepen

 om anderen tot Jezus te roepen 

Jezus houdt ons voor in Joh. 15:8: ‘Hierin wordt Mijn Vader verheerlijkt, dat u veel vrucht draagt en Mijn discipelen bent.’ Het gaat hier over de plicht om te evangeliseren in de Naam van Jezus. We lezen in Luk.24:47: ‘In Zijn Naam moet onder alle volken bekering en vergeving van zonden gepredikt worden.’

Hoeveel tijd heb je al zonder vrucht geleefd? Ga nu in de oogst van Jezus en draag vrucht! Bid om arbeiders in de oogst van Jezus en wees een werker in het Koninkrijk van God!

Jezus ging ons voor en gaat door Woord en Geest nog voor ons uit. Wij behoren Hem hierin na te volgen. Hij werkt voor ons en door ons, voor zover wij ons laten leiden. We lezen in Matth. 9:35-38: ‘En Jezus trok rond in al de steden en dorpen en gaf onderwijs in hun synagogen, en Hij predikte het Evangelie van het Koninkrijk en genas iedere ziekte en elke kwaal onder het volk. 36 Toen Hij de menigte zag, was Hij innerlijk met ontferming bewogen over hen, omdat zij vermoeid en verstrooid waren, zoals schapen die geen herder hebben. 37 Toen zei Hij tegen Zijn discipelen: De oogst is wel groot, maar er zijn weinig arbeiders. 38 Bid daarom tot de Heere van de oogst dat Hij arbeiders in Zijn oogst uitzendt.’

In hoeverre hebben wij iets van de passie en bewogenheid van Jezus in ons? Zien we de mensen door de ogen van Jezus? Ben je bereid en beschikbaar? Heb je veel tijd verloren laten gaan? Je bent niet te oud om  God te dienen en Jezus te volgen. Te elfder ure is nog niet te laat.

De arbeiders in de wijngaard

In de gelijkenis over de arbeiders in de wijngaard leert Jezus ons in Matth. 20:1-16 hoe het gaat in de dienst van God. Zie hierin hoe goed en genadig Hij door Jezus tot je komt. Je wordt onder het Evangelie vroeg en/of laat uitgenodigd om in de dienst van God te gaan arbeiden met de mogelijkheden die je hebt. Sta niet doelloos op de markt van de vrije genade af te wachten, terwijl je wordt genodigd om te komen.

De heer in de gelijkenis werft op de markt de arbeiders voor zijn wijngaard. Met de eersten komt hij het dagloon van 1 penning overeen vanaf het 3e uur (tussen 8 en 9 uur). Op het 6e en 9e uur haalt hij nog twee werkgroepen van de markt. We lezen in Matth. 20:1-2 ‘Want het Koninkrijk der hemelen is als een heer des huizes, die ’s morgens vroeg eropuit ging om arbeiders voor zijn wijngaard in te huren. 2 Nadat hij het met de arbeiders eens geworden was voor een penning per dag, stuurde hij hen zijn wijngaard in.’ 

In de verzen 3 en 4 wordt verhaald: ‘En toen hij omstreeks het derde uur eropuit ging, zag hij anderen werkloos op de markt staan. 4 Ook tegen hen zei hij: Gaat u ook naar de wijngaard, en ik zal u geven wat rechtvaardig is. En zij gingen. 5 Toen hij nogmaals eropuit gegaan was, omstreeks het zesde en het negende uur, deed hij hetzelfde.’

In Opwekking 403 klinkt ook de oproep om te helpen in de oogst. We worden daarin opgewekt om samen in de Naam van Jezus mee te doen.

Kom en help ons oogsten, dat Gods rijk zal komen.
Wie met tranen zaaien, maaien met gejuich.

Werkers bindt uw schoven, want de Allerhoogste
Roept ons om te oogsten, voor zijn rijk.

Kom en help ons oogsten, dat Gods rijk zal komen.
Wie met tranen zaaien, maaien met gejuich.

Werkers bindt uw schoven, want de Allerhoogste
Roept ons om te oogsten, voor zijn rijk.

YouTube-video Opwekking 403 Kom en help ons oogsten

Songwriters: Twila Paris / Rikkert Zuiderveld. Opwekking 403

***

Te elfder ure is nog niet te laat

Omstreeks het 11e uur van de dag haalt hij de laatste werkers van de markt, voor slechts  1 uur werk. Alleen bij de eerste noemt hij het dagloon van een penning. In de vers 6 wordt verhaald: ‘En toen hij omstreeks het elfde uur eropuit ging, vond hij weer anderen werkloos staan en hij zei tegen hen: Waarom staat u hier heel de dag werkloos?’ 

Vers 7 gaat verder: ‘Zij zeiden tegen hem: Omdat niemand ons ingehuurd heeft. Hij zei tegen hen: Gaat u ook naar de wijngaard en u zult ontvangen wat rechtvaardig is.’

Hoe zwaar is het als je bijna de hele dag als dagloner op de markt staat, terwijl niemand je kan gebruiken? Je wordt steeds weer overgeslagen en ziet dat anderen wel worden uitgekozen. 

Weet je van afwijzing in je leven? Daarbij kwam ook nog dat ze het dagloon nodig hadden voor hun levensonderhoud. Zonder dagloon kon een gezin in die tijd een dag geen eten kopen.

Bij de uitbetaling van de penning klaagt de eerste groep arbeiders, dat ze de last van de dag en de hitte hebben moeten verdragen. Is het soms niet zwaar als je bijna een hele werkdag doelloos en werkloos in de hitte op de markt moet staan?

Een eerlijke en genadige uitbetaling 

De heer van de wijngaard heeft tegen de laatste drie groepen niets gezegd over het dagloon van een penning, maar wel dat hij ze zal geven wat rechtvaardig is. Hij is de baas en kan en mag geven boven wat ze hebben verdiend.

Is het onrechtvaardig als God de gelovigen uit genade beloond? Hij is de goede God, Die ons geeft wat wij niet hebben verdiend. Dat is genadeloon. De werkers in de wijngaard van God doen hun goede werken uit dankbaarheid en liefde tot hun Heer. Voorheen hebben andere gelovigen dat ook gedaan. We kunnen zijn gevormd door een gelovig voorgeslacht en het Evangelie dat zij hebben doorgegeven. Hierin zien we de hand van God en de leiding van de Heilige Geest.

In Joh. 4:35-38 zegt Jezus tegen Zijn discipelen: Sla uw ogen op en kijk naar de velden,  want zij zijn al wit om te oogsten. 36 En wie oogst, ontvangt loon en verzamelt vrucht voor het eeuwige leven, opdat zich samen verblijden zowel wie zaait als wie oogst.  37 Want hierin is de spreuk waar: De één zaait, de ander oogst. 38 Ik heb u uitgezonden om te oogsten waarvoor u zich niet hebt ingespannen; anderen hebben zich ingespannen en u hebt de vrucht van hun inspanning binnengehaald.’

De gelovigen van nu mogen oogsten waar anderen voorheen aan hebben gewerkt en gezwoegd. Zij mogen gaan in de goede werken die God al voor hen heeft voorbereid en door Jezus zijn volbracht. In Efeze 2:10 wordt aangegeven: ‘Want wij zijn Zijn maaksel, geschapen in Christus Jezus om goede werken te doen, die God van tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen.’

We lezen in de verzen 8-9: ‘Toen het avond geworden was, zei de heer van de wijngaard tegen zijn rentmeester: Roep de arbeiders en geef hun het loon, te beginnen bij de laatsten, tot de eersten. 9  En toen zij kwamen die omstreeks het elfde uur ingehuurd waren, ontvingen zij ieder een penning.’

De eerste groep werkers is hierover zeer ontevreden. De verzen 10-12 vertellen ons: En toen de eersten kwamen, dachten zij dat zij meer ontvangen zouden; maar ook zij ontvingen ieder een penning. 11 Toen zij die ontvangen hadden, morden zij tegen de heer des huizes 12 en zeiden: Deze laatsten hebben maar één uur gewerkt, en u hebt ze gelijkgesteld met ons, die de last van de dag en de hitte verdragen hebben.’

De heer antwoordde één van hen: ‘Vriend, ik doe u geen onrecht; bent u het niet met mij eens geworden over een penning? 14 Neem wat van u is, en vertrek.’

Hij gaat verder vanaf vers 14. Ik wil aan hem die het laatst kwam, hetzelfde geven als aan u. 15 Of is het mij niet geoorloofd met het mijne te doen wat ik wil? Of bent u afgunstig omdat ik goed ben? 

In Matth. 20:16 besluit Jezus de gelijkenis met de verklaring: ‘Zo zullen de laatsten de eersten zijn, en de eersten de laatsten; want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren'(Matth. 20:13-16). 

De Joodse religieuze leiders vonden dat ze zelf de eersten waren, de belangrijke, vrome mensen, met meer voorrechten. God geeft Zijn genade echter niet aan rechthebbende mensen die niet in Jezus willen geloven. Onze Verlosser is gekomen voor achtergestelde mensen die op de markt niet in tel zijn.

Blijf in de ware Wijnstok

Jezus leert ons in Joh. 15:1-4: ‘Ik ben de ware Wijnstok en Mijn Vader is de Wijngaardenier. 2 Elke rank die in Mij geen vrucht draagt, neemt Hij weg; en elke rank die vrucht draagt, reinigt Hij, opdat zij meer vrucht draagt. 3 U bent al rein vanwege het woord dat Ik tot u gesproken heb. 4 Blijf in Mij, en Ik in u. Zoals de rank geen vrucht kan dragen uit zichzelf, als zij niet in de wijnstok blijft, zo ook u niet, als u niet in Mij blijft.’

Hij gaat verder in Joh. 15:5-8: ‘Ik ben de Wijnstok, u de ranken; wie in Mij blijft, en Ik in hem, die draagt veel vrucht, want zonder Mij kunt u niets doen. 6 Als iemand niet in Mij blijft, wordt hij buitengeworpen zoals de rank, en verdort, en men verzamelt ze en werpt ze in het vuur, en zij worden verbrand. 7 Als u in Mij blijft en Mijn woorden in u blijven,  vraag wat u maar wilt en het zal u ten deel vallen. 8 Hierin wordt Mijn Vader verheerlijkt, dat u veel vrucht draagt en Mijn discipelen bent.’

In Joh. 15:16 verklaart Jezus Zijn volgelingen: ‘Niet u hebt Mij uitverkoren, maar Ik heb u uitverkoren, en Ik heb u ertoe bestemd dat u zou heengaan en vrucht dragen, en dat uw vrucht zou blijven, opdat wat u ook maar van de Vader vraagt in Mijn Naam, Hij u dat geeft.’

Ga in de wijngaard werken!

In Matth. 21:28-30 leert Jezus ons in de gelijkenis van de twee zonen: ‘’ Maar wat denkt u? Iemand had twee zonen, en hij ging naar de eerste en zei: Zoon, ga vandaag in mijn wijngaard werken. 29 Maar hij antwoordde en zei: Ik wil niet. Later kreeg hij berouw en ging erheen. 30 En hij ging naar de tweede en zei hetzelfde, en deze antwoordde en zei: Ik ga, heer! Maar hij ging niet.’

Jezus spreekt daarna tot de Joden in de verzen 31-32: ‘ Wie van deze twee heeft de wil van de vader gedaan? Zij zeiden tegen Hem: De eerste. Jezus zei tegen hen: Voorwaar, Ik zeg u dat de tollenaars en de hoeren u voorgaan in het Koninkrijk van God. 32 Want Johannes is bij u gekomen in de weg van de gerechtigheid, en u hebt hem niet geloofd; maar de tollenaars en de hoeren hebben hem geloofd; en hoewel u dat zag, hebt u later geen berouw gehad zodat ook u hem geloofde.’

Uitgezonden door Jezus

We lezen over de uitzending van de 70 volgelingen van Jezus in Lukas 10:1-11: ‘Hierna wees de Heere nog zeventig anderen aan en zond hen twee aan twee voor Zijn aangezicht uit naar iedere stad en plaats waar Hij komen zou. 2 Hij zei dan tegen hen: De oogst is wel groot, maar er zijn weinig arbeiders. Bid daarom tot de Heere van de oogst dat Hij arbeiders in Zijn oogst uitzendt. 3 Ga heen, zie, Ik zend u als lammeren te midden van de wolven.

4  Neem geen beurs, geen reiszak en geen sandalen mee,  en groet niemand onderweg. 5 En welk huis u ook maar binnengaat, zeg eerst: Vrede zij dit huis! 6 En als daar een zoon van vrede is, zal uw vrede op hem rusten. Zo niet, dan zal uw vrede tot u terugkeren. 7 Blijf in dat huis en eet en drink wat u door hen voorgezet wordt, want de arbeider is zijn loon waard. Ga niet van het ene huis naar het andere huis. 

8 En welke stad u ook maar binnengaat en men ontvangt u, eet wat u voorgezet wordt, 9 genees de zieken die daar zijn, en zeg tegen hen: Het Koninkrijk van God is dicht bij u gekomen. 10 Maar welke stad u ook maar binnengaat en men ontvangt u niet, ga naar buiten, de straat op, en zeg: 11  Zelfs het stof uit uw stad dat aan ons kleeft, schudden wij tegen u af. Maar weet dit, dat het Koninkrijk van God dicht bij u is gekomen.’

***

Er is al een geopende deur

Bij zending en evangelisatie moeten we letten op de zaken die er al zijn.  Het grote werk van verlossing is al door Jezus volbracht.  Er is al een geopende deur. God is aan het werk om Zijn gemeente te verzamelen. De oogst wordt binnen gehaald door het werk van de Heilige Geest. Er is dus al een oogst, waarin de arbeiders worden uitgezonden (Luk.10:2).

                                         

De gemeente van Filadelfia hield zich aan de opdracht van God. Zij werden daarom ook bemoedigd door ‘de Heilige, de Waarachtige, Die de sleutel van David heeft, Die opent en niemand sluit, en Hij sluit en niemand opent’ (Openb.3:7). De verhoogde Jezus gaf deze gemeente te kennen (in Openb.3:8): ‘Ik ken uw werken. Zie, Ik heb voor uw ogen een geopende deur gegeven en niemand kan die sluiten, want u hebt weinig kracht en toch hebt u Mijn Woord in acht genomen en Mijn Naam niet verloochend.’

                                        

Bestudeer biddend het Woord van God,

blijf Jezus belijden,

en ontdek de geopende deur!

Andrew Murray en de zendingsroeping

De bekende Zuid-Afrikaanse prediker Andrew Murray (1828-1917) heeft het boek ‘De sleutel tot het zendingsvraagstuk’ geschreven. Hij leert ons hoe we in de praktijk onze zendingsroeping moeten vervullen. Daarbij geeft hij ons inspirerende voorbeelden uit de kerkgeschiedenis.

In het boek geeft hij de volgende Bijbelse beginselen door:

– de kerk bestaat slechts om het Koninkrijk uit te breiden;

– ieder lid moet gevormd worden om er deel aan te nemen,

– en de persoonlijke liefde voor Christus is de kracht

   die iemand hiervoor bekwaam maakt. 

                                    

Branden onze harten al van liefde en passie? Welke missie heb je en welke mogelijkheden?

Hoor je bij een evangeliserende gemeente?

De bekende Canadese prediker Oswald Smith adviseert in zij boek ‘De man die door God gebruikt wordt’ mensen die zich bij een christelijke gemeente willen aansluiten: ‘Ik spoor u niet aan om lid te worden van een kerk, maar om u aan te sluiten bij een zielenwinnende zendingsgemeente.’

Hij laat ons ook weten: ‘Als u naar een dode, vormelijke kerk gaat, zult u bevriezen. Als u naar een kerk met moderne theologie gaat, zult u verhongeren.’ Volgens hem kan men beter gaan naar een gemeente ‘waar men wordt uitgenodigd om tot bekering te komen en waar zielen worden gered’. Hij spoort deze mensen aan om ‘op zoek te gaan naar zo’n gemeente waar ze een brandend hart hebben voor zielen’.

De missie van ds. C. H. Spurgeon

Eén van de predikers die God op een bijzondere wijze heeft willen gebruiken tot heil en opwekking van velen is de bekende Engelse puritein Charles Haddon Spurgeon (1834- 1892). Bestudeer het leven en werk van deze ‘prins der predikers’ maar eens.

De bekende prediker schrijft over het heil in Jezus Christus: ‘Wees niet met deze onuitsprekelijke zegening voor u zelf alleen tevreden, maar verkondig alom de geschiedenis van het kruis. Heilige vreugde en heilige vrijmoedigheid zullen een goed prediker van u maken, en de ganse wereld zal voor u een kansel zijn om in te prediken.’

Spurgeon had een evangeliserende gemeente

Tijdens de opwekkende prediking van ds. C.H. Spurgeon ontstond er een grote gemeente in Londen. In de Tabernacle-gemeente van Spurgeon kwamen er gedurende zijn 14.691 nieuwe gedoopte leden bij (het waren er gemiddeld 387 per jaar).

                                         

Hij stimuleerde het evangelisatiewerk onder zijn gemeenteleden in Londen. Steeds meer mensen werden door hen naar zijn prediking ‘gelokt’. God zegende dit tot bekering van duizenden. Spurgeon leert ons: ‘Zodra een mens Christus gevonden heeft, begint hij ook anderen te vinden. Ik kan niet geloven, dat u van de honing van het Evangelie hebt gesmaakt, indien u die voor uzelf alleen kunt houden.’

Het is onze dankbare plicht om te evangeliseren

Spurgeon wekt ons onder meer op: ‘Laat uw ijver niet vervliegen in een kleine opwelling van een vrolijk lied. Toon uw liefde door duidelijke tekenen. (…) Daar u om Christus’ wil uit vrije genade vergeving hebt ontvangen, ga heen en deel anderen de blijde tijding van de vergevende genade mee. (…) Wees niet met deze onuitsprekelijke zege­ning voor u zelf alleen tevreden, maar verkondig alom de geschiedenis van het kruis. Heilige vreugde en heilige vrij­moedigheid zullen een goed prediker van u maken, en de ganse wereld zal voor u een kansel zijn om in te prediken.’

Opwekkende woorden van Augustinus

Kerkvader Augustinus (354-430) heeft erover geschreven: ‘Welke ware gelovige verkondigt Christus niet? Gelooft u dan dat wij alleen, die hier staan (op de preekstoel), Christus verkondigen en dat u Hem niet verkon­digt? Hij spoort ons verder aan: “Toon aan de mensen wat Christus in de ganse wereld vermocht, door hun te prediken en hen tot de liefde van Christus heen te voeren. Grijp aan, voer, trek tot Hem, wie u ook kunt! Wees ervan verzekerd, dat u hen voert tot Hem, Die aan een ieder die Hem ziet niet anders dan behagen kan, en bid tot Hem, dat Hij hen zal willen verlichten.’

Augustinus wekt ook ons op: ‘Weet, dat het ook uw zaak is om met uw talenten te woekeren (Matt­h.25). Wel kunt u geen winst doen van de plaats waarop wij staan (op de kansel); maar u kunt het overal doen, op welke plaats ook gesteld. U woekert, als u iemand voor de Heere wint. Bekleed mijn plaats in uw huisgezinnen!’

De passie en missie van Richard Wurmbrand

Ds. Richard Wurmbrand (1909-2001) heeft vervolging en zware martelingen vanwege het geloof in Christus heeft ondervonden. Hij verbleef 14 jaren in communisti­sche gevangenissen in Roemenië. In oktober 1995 was hij 86 jaar oud en nog steeds actief in de door hem opgerichte Stichting De Onder­grondse Kerk. In het blad ‘Stem der martela­ren’ heeft hij veel geschreven over de vervolgde kerk. Samen met zijn vrouw Sabina (1913-2000) heeft hij vanaf 1967 in het vrije Westen voor de ondergrondse kerk gewerkt.

Wurmbrand vertelt ons over zijn intense roepingsbesef: ‘De eerste dagen na mijn bekering had ik het gevoel, dat ik niet zou kunnen voort­leven. Als ik op straat liep, voelde ik een licha­melijke pijn om iedere man of vrouw die voorbij kwam. Het was als een messteek in mijn hart, wanneer ik mij afvroeg of hij of zij wel bekeerd zou zijn.’

Richard Wurmbrand had op 86-jarige leeftijd de vurigheid en bewogenheid over het heil van verloren zielen niet verloren, zoals je leest in het maandblad ‘Stem der martela­ren’ van oktober 1995. Hij schrijft daarin:

‘Ik las eens over een schip dat zonk in het meer van Michigan, niet ver van de kust. Enkele passagiers verdronken direct. Anderen probeerden zich te redden door naar de kust te zwemmen, maar het water was ijs­koud. Een goede zwemmer zette zijn leven op het spel om mensen te redden. Toen hij zes mensen gered had, was hij uitgeput. Maar hij zag nog anderen die in gevaar waren. Hij raapte al zijn energie bij elkaar en weerstond het ijskoude water nog een keer; een zevende was gered.

Inmiddels trilde hij over zijn hele lichaam van de kou. Hij kon nauwelijks nog ademha­len. Zijn laatste woorden waren: ‘Hoe moet ik voor God ver­schijnen nu ik er maar zeven heb gered? Hadden het er niet acht kunnen zijn?’

Wurmbrand sluit erop aan: ‘Dit is hoe we ons voelen als we kijken naar wat anderen zouden beschouwen als de grote vooruitgang van onze zending: ‘Hadden we er niet meer kunnen bereiken?’ Mijn lieve vrouw Sabina is 83 en ik ben 86. Op dit moment zijn we allebei ziek. Sabina is herstellende van een operatie die nodig was om de kanker, die in haar maag was, te verwijderen. We zijn God dankbaar dat de operatie geslaagd is. Ikzelf heb nogal last van mijn hart. (…) Als het volgende moment mijn laatste minuut zou zijn, zou ik mezelf afvragen: ‘Had ik er niet nog één tot Christus kunnen brengen?’

                                    

Hij houdt ons verder voor: ‘De verkondiging van het Evangelie is niet de roeping van enkele individuen en organisaties, maar de vreugdevolle plicht van ons allen. Ik ben niet door een zendeling gewonnen voor het Evangelie van Christus, maar door een oude timmerman, een vreemdeling die me op straat aanhield en me vertelde over Jezus. Ik deelde dit met anderen en zij vertelden het ook weer door. Dit resulteer­de in het ontstaan van vele kerken en een wereldwijde organi­sa­tie. Daarnaast heb ik in verband met het werk van onze organisatie gesproken in 31 verschillende landen. Ik heb het voorrecht gehad om de boodschap, die een gelovige oude timmer­man me doorgegeven heeft, met grote menigten te kunnen delen.’

Wurmbrand: ‘U moet allemaal een zendeling zijn.’

Wurmbrand spoort ook ons aan om ons geloof te delen met anderen. Hij merkt op: ‘Degene die mij tot Christus gebracht heeft, heeft nooit een conferentie over het ‘winnen van mensen voor Christus’ bijgewoond! U moet allemaal een zendeling zijn!’

Zijn we zielenwinners voor Christus?

Volgens Richard Wurmbrand heeft ‘de vervolging altijd een beter soort christenen voortgebracht, een getuigend christen, één die zielen wint’.

Wurmbrand laat ons verder weten: ‘De communistische vervolging heeft teruggeslagen en ernstige, toegewijde chris­tenen opgeleverd, zoals in vrije landen zelden worden aange­troffen. Deze christenen kunnen niet begrijpen, hoe iemand een christen kan zijn en niet zou begeren ieder die hij ontmoet voor Christus te winnen.’

Jaren geleden heb ik ds. Wurmbrand eens gehoord tijdens een bijeen­komst in Middel­burg. Het trof mij wel dat hij ons, als aanwezigen, vroeg (in ongeveer de volgende woorden): ‘Ben je al 5 jaar op de weg, en ben je nog niet het middel van bekering voor een ander geweest? Kijk het dan maar eens na of het echt is bij je.’ Dit zijn toch wel beschamende woorden voor de meeste gelovigen. Het is genade als de Heere ons hiertoe wil gebruiken; maar stellen wij ons ook wel in de weg om gebruikt te mogen worden?

Wurm­brand houdt ons duidelijk voor: ‘Wij moeten nooit ophouden als we eenmaal een ziel voor Christus hebben gewonnen. Want daarmee heeft men nog maar half werk gedaan. Iedere ziel, die voor Christus gewonnen is, moet zelf een zielenvanger wor­den.’

Evangelisatie en opwekking in Rusland

De Russische gelovigen verstonden hun opgelegde taak en roe­ping. Zij namen hun motto serieus: ‘Iedere baptist een zende­ling!’ Iedere gelovige dient een evangelist of zendeling te zijn!

Is iedere baptist wel een evangelist?

Is iedere gelovige wel een getuige?

Als een toegewijde gelovige zijn roeping verstaat, kan hij door God worden gebruikt. Zelfs gelovigen met minder talenten en ontwikkeling zijn in het verleden rijk gezegend. Het gaat om de schat van het Evangelie dat we meedragen in ons hart. Paulus mocht met vrijmoedigheid het Evangelie uitdragen, zoals we lezen 2 Kor.4. Hij getuigt in vers 7: ‘Maar wij hebben deze schat in aarden kruiken, opdat de alles overtreffende kracht van God zou zijn en niet uit ons.’ Het gaat dus om de kracht en schoonheid van het Evangelie, dat als een onweerstaanbaar licht uitstraalt naar buiten toe. Het licht en de liefde van God in Jezus Christus kan zelfs door de barsten en wonden van ons leven uitstralen. Misschien komt de genade dan juist aan het licht!

De opwekking in Waldheim

Ik geef nu een opmerkelijk verhaal door van Walter Sawatsky (uit zijn boek ‘Soviet Evangelicals since World War II), Hij hoorde het van een geëmigreerde Rusland-Duitser. Het gaat over een opwekking in het dorp Waldheim in West-Siberië.

Een jongeman uit deze plaats had de winter doorgebracht met het werken in Vorkuta (Workoeta), boven de Noordpoolcirkel. Deze plaats ligt op het vasteland onder het eiland Nova Zembla. Dit deed hij om extra salaris te ontvangen wegens het werken onder moeilijke klimatologische omstandighe­den. In Workoeta ontmoette hij gelovigen, die juist een aan­grijpende opwekking hadden ervaren. De jongeman hoorde de prediking en kwam tot bekering.

Voordat hij in de lente huis­waarts keerde, zag hij kans om een Bijbel te bemachtigen. Hoewel er op de dag van zijn terugkeer naar Waldheim niets was aangekondigd, hadden zich die avond zoveel nieuwsgierige buren in zijn huis verza­meld, dat de drie kamers overvol waren. De jonge Jakob stond toen op, opende zijn Bijbel en las moei­zaam enkele ver­zen. (Hij kon waarschijnlijk niet zo goed lezen.) Nadat hij het boek had gesloten, kreeg hij het voor elkaar om op een gebrekkige wijze nog twee of drie zinnen te spreken die nauwe­lijks leken op een preek.

Daarna, terwijl hij niets meer wist te bedenken, viel hij plotseling op zijn knieën en uitte hij een eenvoudig maar schokkend gebed: ‘Heere, ik bid U dat U ieder hier vergaderd persoon deze nacht wil beke­ren! Amen.’

Tijdens de stilte die volgde, baande een vrouw uit een aan­grenzende kamer zich een weg naar de jonge Jakob en vroeg hem vol tranen: ‘Help me om te bidden!’ Jakob viel weer op zijn knieën en de vrouw riep tot God om haar, een verschrikkelijke zondares, genadig te zijn. Binnen enkele secon­den waren allen die in het huis waren, op hun knieën en schree­uwden ze tot God om genade. Jakob trachtte het volk te kalme­ren en vertelde hun dat God hen ook kon horen zonder dat schreeuwen.

Jakobs gebed werd letterlijk verhoord. Veehouders, die buiten in de wei waren, hoorden het ge­schreeuw, kwamen kijken, bleven en er­voeren ook zelf een persoonlijke beke­ring. Anderen renden naar huis, terwijl ze daar hun familiele­den wakker maakten met de woor­den: ‘Kom snel, het gehele dorp wordt deze nacht be­keerd!’

Vindingrijke evangelisten

Evangelisatie moet niet worden beschouwd als een kerkelijke plicht, maar als de persoonlijke passie van iedere gelovige. Vurige gelovigen hebben een passie ontvangen om te evangeliseren. Ze worden hierin door de Heilige Geest geïnspireerd. Ze ontvangen de nodige instructies en ingevingen om in alle oprechtheid en vindingrijkheid in de oogst van Jezus Christus te arbeiden.

Jezus geeft aan in Matth.10:16: ‘Zie, Ik zend u als schapen te midden van de wolven; wees dus bedachtzaam als de slangen en oprecht als de duiven.’

De discipelen worden opgeroepen om niet bevreesd te zien. Je kunt het voor jezelf lezen in Matth.10:16-33. In vers 32 worden we duidelijk opgedragen om Jezus voor de mensen te belijden. We zullen er geestelijk goed mee zijn! Jezus leert ons in Matth.10-32: ‘Ieder dan die Mij zal belijden voor de mensen, die zal Ik ook belijden voor Mijn Vader, Die in de hemelen is.’ 

We kunnen veel van de vindingrijke evangelisten in hun moeilijke omstandigheden leren. Wat een verschil met veel gelovigen in het vrije Westen, die de mogelijkheden niet benutten!

In de Sovjet-Unie hadden de autoriteiten bepaald dat de kerken en de geestelijke leiders geregistreerd dienden te zijn. Het was een prediker of evangelist niet toegestaan om buiten de eigen gemeen­te te preken. De overheid wilde hiermee de activiteiten van reizende en evangeliserende gelovigen tegengaan.

Een ‘groetenpreek’

De communisten hadden in de jaren vijftig van de vorige eeuw veel evangeliserende gelovigen gearres­teerd. Niette­min zagen de gelovigen toch kans om op allerlei manieren het Evan­gelie uit te dragen. Ze waren hierin soms erg vinding­rijk. Zo werden aan het eind van een kerkdienst ook wel de groeten over­gebracht door een aanwezige prediker van een andere ge­meente. Deze mocht van de autoriteiten niet buiten zijn eigen gemeente preken, maar hij breidde de groeten uit tot groeten van Paulus, Petrus en andere personen uit de Bijbel. Daarbij las hij hun opgeschreven woorden en gaf hij hierbij een verkla­ring. Zo deed hij dit ook met de woorden van de Heere Jezus. Voor deze ‘groetenpreek’ had hij zelfs wel twintig minuten nodig. Zo had men eigenlijk toch een gastpre­di­ker tijdens de dienst.

Zondagsschoolverjaardagsfeestjes

Zondagsschool houden was ook verboden. In Rusland vindt men verjaardagsfeestjes van kinderen erg belangrijk. De gelovigen maakten van deze feestjes een soort zondagsschoolbijeenkomst. Als er bijvoorbeeld in een kleine gemeente twaalf kinderen waren in de leeftijd van zes tot negen jaar, dan hadden ze twaalf keer in een jaar een ‘zondagsschoolfeestje’. Daarbij konden ook (nog) niet gelovige kinderen en vriendjes worden uitgenodigd. Tijdens zo’n feest deed men bijbelse raadsels en leerzame godsdiensti­ge spelletjes en maakten de kinderen mooi versierde bijbeltek­sten van of op papier. Door ouders of kinderen werd dan ook uit de Bijbel voorgele­zen.

Evangelisatiegelegenheden

Speciale jeugdbijeenkomsten waren ook door de overheid verbo­den. Iedere evangelische gemeente had echter wel een koor, dat uit vrijwilligers bestond. Deze vaak ook jongere mensen moes­ten natuurlijk in de week ook oefenen. Deze kooroefeningen be­gonnen met gebed, schriftlezing en een korte meditatie, zodat ze ook door de week nog konden worden onderwezen uit Gods Woord. Verder waren bruiloften ook evangelische ‘getuigenis­diensten’, in tegenstelling tot de wereldse bruiloftsfeesten waarin (te) veel alcoholische dranken werden gebruikt. De oprechte gelovigen in Rusland dronken en rookten niet. Deze zaken waren voor hen onverenigbaar met het geloof. Ook de begrafenissen die door gelovigen werden georganiseerd en geleid, waren ‘evangelisatiegelegenheden’. Begrafenisdien­sten waren toegestaan. Bij deze diensten werd ook gezongen.

Ongelovige familieleden, bekenden en belangstellenden werden zodoende geconfronteerd met het reddende Evangelie.

Een voorbeeld om na te volgen…

Zo waren de Russische gelovigen evangeliserende mensen, die steeds maar weer naar middelen en wegen zochten om het Evange­lie te kunnen uitdragen. Ondanks veel tegenstand gingen ze toch door. En wij?

Zij hebben ons een voorbeeld nage­laten om na te volgen…

We hebben nu gezien dat het door Gods genade dus wèl mogelijk is om grote kloven te overbrug­gen. Zoals we hebben aange­toond, moet dit gebeuren door opofferende volhar­ding in een oorlog van liefde. Onder zeer zware omstan­digheden mocht men een brug slaan naar zware orthodoxen, vijandige communis­ten en spottende atheïsten. Wat doen wij onder minder zware omstan­digheden?

Heeft de liefde tot de wereld ons zó in de greep dat we door het geloof de wereld niet kunnen overwin­nen? Hoe kunnen we invloed op de wereld uitoefenen als we ons te veel door de wereld laten beïnvloeden? Zijn we eigenlijk wel bereid om de uitdaging met de wereld aan te gaan? Worden wij niet te veel door de tijd­geest en het individualisme beheerst?

Sluit je hart voor de zonde

en kom tot een nieuwe toewijding aan God!

Zie op de opofferende liefde van Christus, en volg Hem na

om in een oorlog van liefde te kunnen overwinnen! 

De Russische gelovigen mochten door Gods genade staande blij­ven en zelfs groeien in de verdruk­king. Ze hadden vaak nog genoeg vrijheid om te kunnen blijven be­staan, maar ook genoeg moeilijkheden om een gemeente te kunnen zijn van de meest toegewijde mensen.

Het bloeiend christendom van de twintigste eeuw is veelal de kerk in de verdrukking geweest. De Hee­re ­gaf een niet te stui­ten evange­li­satiedrang onder de Russische gelovi­gen.

Het ambt van alle gelovigen werd volop uitgeoefend

In een tijd van geestelijke opwekking is er meestal geen gebrek aan predikers, evangelisten en zendingswerkers. Het is een teken aan de wand als er te weinig arbeiders zijn in de wijngaard.

Er zijn ook nu genoeg velden om te bearbeiden;

maar waar zijn de arbeiders?

Voel je de aandrang van de liefde van Christus in je hart?

Is de nood je al opgelegd?

Paulus ver­klaart in 1 Korinthe 9:16: ‘Als ik het Evangelie verkondig, is er voor mij namelijk geen reden tot roem. De noodzaak daarvan is mij immers opgelegd. En wee mij, als ik het Evangelie niet verkondig!’

Klinkt dit ‘wee mij’ ook al door in ons hart? Zoiets kunt u niet tegenhouden; zoiets doordringt u hele­maal – het is de aandrang van de Heilige Geest; het is de innerlijke roeping tot het werk in de wijngaard van de Heere. In 1 Kor.9:17 geeft Paulus aan dat het beheer van het Evangelie aan hem was toevertrouwd. Welk een voorrecht en grote verantwoordelijkheid hebben wij als God ons het rentmeesterschap of beheer van het Evangelie heeft toevertrouwd!

Zie op de almachtige Koning!

Er is kracht buiten onszelf in de Heere Jezus Chris­tus – er is kracht in Zijn bloed! De Heilige Geest leidt en sterkt ons in de roeping die aan ons is toevertrouwd. We gaan hierbij met de heilsgoederen van Jezus om. Wie is hiertoe bekwaam?

We dienen, hoe dan ook, te zien op de wolk der ge­tuigen, ook de Russische getuigen, en om hen na te volgen. Hierbij moeten we niet zien op ons­zelf, want dan kan het niet, maar op onze machtige Heiland. Hij kan het ons boven bidden en denken schenken.

Lees dan maar mee de woorden van Hebreeën 1­2:1-2:

‘Welnu dan, laten ook wij, nu wij door zo’n menigte van getuigen omringd worden, afleggen alle last en de zonde, die ons zo gemakkelijk verstrikt.

En laten wij met volharding de wedloop lopen die voor ons ligt, terwijl wij het oog gericht houden op Jezus, de leidsman en Voleinder van het geloof.

Hij heeft om de vreugde die Hem in het vooruitzicht was gesteld, het kruis verdragen en de schande veracht en zit nu aan de rechterhand van de troon van God.’ 

Religie of relatie?

Het grootste probleem kan wel eens liggen in de godsdienst. Een kille leerstellige benadering en het uitdragen van overleveringen en geloofsartikels zonder meer zal de warme vlam van het geloof niet aansteken. We weten dat de Heilige Geest dit doet. Het gaat daarbij over het komen tot een relatie. Het komen tot een relatie met Jezus Christus kan worden verhinderd door wettische religie. De godsdienst was ook in de tijd van het Nieuwe Testament het grootste probleem.

Religie kan de relatie met Jezus in de weg staan

Richard Wurmbrand kende pijnlijk het verschil tussen de vrije Westerse kerk en de vervolgde kerk. In één van zijn boeken schrijft hij: ‘Wie de geeste­lijke schoonheid van de ondergrondse kerk heeft leren kennen, kan geen voldoening meer vinden in de leegheid van sommige westerse kerken. Ik lijd in het Westen meer dan ik in een communistische gevangenis heb geleden, omdat ik thans met eigen ogen de westerse beschaving zie sterven.’

Hij geeft ons verder door over het lijden onder het communisme: ‘De ondergrondse kerk achter het ijzeren gordijn is vol van liefde en ijver. In Rusland zijn er geen lauwe christenen. Of men is christen met heel zijn hart, of men is helemaal geen christen, want het kost heel wat om een discipel van Jezus te zijn. De christenen daar verspillen hun tijd en hen energie niet, zoals velen in het Westen, met het aanvallen van de leerstellingen van een andere christelijke religie of zelfs met het disputeren over wat niemand weet. Zij leven uit de wezenlijke inhoud van de christelijke bood­schap. Zij zijn geestelijk fit met het oog op de gewichtige taak die zij op zich genomen hebben.’

In heel wat gevallen moeten religieuze mensen eerst hun eigen gedachten over hun religie verliezen, willen ze tot een relatie kunnen komen. Zolang je nog weet hoe het moet gaan met jou en het geloof in Jezus, sta je aan de verkeerde kant te werken. Werp het net dan maar aan de andere zijde van het schip! De visserskunst van de discipelen moest overboord (in Joh.21). In de nacht van je eigen godsdienstige pogingen vang je niets. Jezus zei in de ochtend tegen de discipelen: ‘Werp het net uit aan de rechterkant van het schip en u zult vinden. Dus wierpen zij het uit en zij konden het niet meer trekken vanwege de grote hoeveelheid vissen’(Joh.21:6).

Ook mensen van de rechterflank moeten leren om het geloofsnet aan de rechterzijde van hun schip te werpen. Op het woord van Jezus moet je het net uitwerpen.

Op het woord van Jezus moet je het net uitwerpen

Hij belooft daarbij: ‘en u zult vinden’. Hier gaan dus ook opdracht en belofte samen. Kom daarom uit jouw natuurlijk godsdienstig gevoel tevoorschijn en probeer het eens vanaf de kant van Jezus. Wij moeten dus niet vanaf onze kant werken, maar vanaf de kant die Jezus ons in Zijn Woord aanwijst.

Overwinning door het Evangelie

De waarheid van het Evangelie overwint jongeren die misleid en ontmoedigt zijn door religie. Leerstellige religie kan op het verstand zijn gericht, maar het zoeken naar een relatie met Jezus is op het hart gericht. Daardoor kan het meeste verharde hart worden overwonnen door de liefde van Jezus.

Een vriend vertelde me dat hij tijdens een gezinskamp eens een student in zijn groep had. (De jongeman was al een eind in de twintig.) Hij was afkomstig van een uiterst rechtse gemeente, maar had het geloof de rug toegekeerd. Het is dan nog maar de vraag hoe los je er dan van bent geraakt. Zijn filosofische studie heeft er wellicht invloed op gehad. Een familielid had hem meegekregen naar het kamp. De man was er biddend mee bezig geweest. Het was niet fijn dat deze student deelnam in de Bijbelstudiegroep. Hij kwam steeds weer met tegenwerpingen, om hiermee aan te tonen dat het volgens hem niet waar was.

De student kwam steeds weer met tegenwerpingen

Vanwege zijn Bijbelkennis en achtergrond gebruikte de student gevaarlijke argumenten, om maar tegen het geloof in te gaan. Hij was niet te overtuigen en had een negatieve invloed naar de andere groepsleden toe.

Op de afsluitingsavond, waarin de jongeren zelf ook een aandeel konden leveren (onder meer met muziek en zang), was de student niet aanwezig. Zo’n avond is een hoogtepunt voor de kampgangers, maar hij wilde daar verder niets meer met het geloof te maken hebben. Hij verbleef daarom maar in een slaapzaal. Mijn vriend had natuurlijk graag deze avond bijgewoond, maar hij was zo bewogen over het zielenheil van de student, dat hij besloot om naar hem toe te gaan. Het familielid ging op een andere plaats voor hen bidden.

Het ging deze laatste Bijbelstudie ook over Joh.7:37: ‘En op de laatste, de grote dag van het feest, stond Jezus en riep: Als iemand dorst heeft, laat hij tot Mij komen en drinken.’ Wat kan er zo’n laatste dag van samenkomsten toch nog gebeuren? Mijn vriend werd bepaald bij Jes.40:9, waar we lezen: ‘O Sion, verkondigster van een goede boodschap, klim op een hoge berg; o Jeruzalem, verkondigster van een goede boodschap, hef uw stem op met macht, hef ze op, vrees niet, zeg de steden van Juda: Zie hier is uw God!’ Dit was ook de boodschap voor de ongelovige student.

De bewogen vriend vroeg hem op de slaapzaal of hij nog wilde praten. Dat wilde hij eigenlijk niet meer, maar daarna gaf hij toch toe. In dat gesprek kwam hij weer met zijn ongelooftheorieën en tegenwerpingen, terwijl hij zich niet liet overtuigen.  De evangeliserende kennis voelde dat het hem niet lukte. Hij had echter geen Bijbel bij zich en vroeg aan de student ‘of hij zijn wapen mocht halen’. Hij vond het goed. Intussen was het familielid aan het bidden. (Deze man is later de zending ingegaan.)

Mijn vriend kwam met zijn Bijbel terug en vond de student huilend en geestelijk gebroken. De Heilige Geest had hem aangeraakt. De genade van God had hem overweldigd. In de tijd die volgde waren de vruchten van geloof en bekering goed te zien bij deze vernieuwde student.

Je ziet wat het bezoek van Jezus Christus bij deze afvallige student heeft uitgewerkt. Je ziet ook hoe zijn oude religieuze ervaringen en kennis hem in de weg stonden en zelfs tegen het Evangelie werden gebruikt. Het Evangelie is echter een kracht van God tot de zaligheid. Als je het Evangelie op een goede en directe manier brengt, mag je daarom ook de kracht van de Heilige Geest verwachten. We dienen het zwaard van de Geest te nemen, dat is Gods Woord (Ef.6:17). Het scherpe, tweesnijdende zwaard oordeelt ook de overleggingen en gedachten van het hart (Hebr.4:12).

Dankbaar evangeliseren

Wanneer we Jezus gehoorzaam en gelovig navolgen, mogen we in en door Hem overwinnen. We lezen daarvan in Rom.8:37: ‘Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars door hem Die ons heeft liefgehad.’

Dankbaar mogen we in afhankelijkheid van de grote Koning

onze evangelisatieroeping vervullen.

Ik sluit af met de bemoedigende woorden uit 1 Kor.15:57-58:

‘Maar God zij dank, Die ons de overwinning geeft door onze Heere Jezus Christus. Daarom, mijn geliefde broeders, wees standvastig, onwankelbaar, altijd overvloedig in het werk van de Heere, in de wetenschap dat uw inspanning niet tevergeefs is in de Heere.’