De geestelijke boekenkast van een puber

Copyright: Jan A. Baaijens, jongerenpastoraat

 

Onze kinderen en pubers hebben liefde, aandacht en bescherming nodig. Pubers zoeken de grenzen op. Velen komen daardoor in de gevarenzone terecht. 

                                    

Zorg ervoor dat er een goede onderlinge band blijft in het gezin. De kinderen kunnen elkaar ook goed opvangen. De liefde is als het cement in een gebouw. Losgeraakte stenen kunnen uit de muur vallen. Een hechte band met de gezinsleden onder elkaar is daarom van groot belang.

Veel ouders hebben tegenwoordig te maken met weerstand en tegenwerking. De wensen en verlangens van ouders en hun puber kunnen blijven botsen met elkaar. Op welke wijze kunnen we het beste samenwerken en tot een goede oplossing komen? Bid ervoor en werk eraan!

Je kunt veel foto’s op deze website tweemaal vergroten door ze aan te klikken. Met het pijltje terug (linksboven) kom je weer terug op de tekst.

Hoe worden de wensen ingevuld?

Je kunt de opvoeding van pubers vergelijken met het vullen van hun geestelijke boekenkast. Ze hebben al heel wat bagage meegekregen vanaf de vroege kinderjaren. De meeste jonge kinderen accepteren nog veel van hun ouders. Daardoor is hun boekenkast gevuld met de levenslessen, normen en waarden van de ouders. De ouders hebben de boeken die zij het belangrijkste vinden voor hun kind op het bovenste boord geplaatst. De minder belangrijke zaken kun je op een lager boord vinden. 

Hieronder zie je een voorbeeld van een boekenkast met de wensen van ouders voor hun puber. Je kunt hierbij allerlei andere wensen bedenken. Het zal duidelijk zijn dat een opgroeiende jongere deze wensen en voorkeuren niet op deze wijze zal overnemen. Pubers willen in toenemende mate zelf uitmaken wat ze belangrijk en goed vinden voor hun eigen leven. Ze zijn in de ‘ik vind’ periode gekomen. Ze willen de grenzen verleggen en kijken hoever ze kunnen gaan. Ze willen zoveel mogelijk vrij zijn in hun doen en laten. Ze denken en zeggen: ‘Dat bepaal ik zelf wel.’ 

                       

Tijdens de puberteit gaan de tieners kijken wat zij belangrijk vinden. De geplaatste boeken worden bekeken, beoordeeld en verplaatst. Je hebt zelfs kans dat daarna niets meer op de oude plaats staat. Er zijn jongeren die alle oude boeken uit de kast gooien. Zij willen zelf bepalen wat ze leuk vinden en bij hen past.

Hieronder zie je een voorbeeld van een boekenkast van een jongere, zoals hij die voor zichzelf invult. Zijn voorkeuren staan hierbij bovenaan. Dit is dus duidelijk niet naar de wensen van de ouders. 

                      

Daarna zie nogal eens het volgende gebeuren: Ouders gaan ijverig te werk om de verplaatste en weggeworpen boeken weer op de oude plaats in de boekenkast van hun kind te zetten. Vervolgens gooit de gefrustreerde puber de zaak er weer uit.

Dit proces wordt een bron voor de komende ruzies. Op deze wijze gaat het duidelijk verkeerd in de opvoeding. Er komt steeds meer verwijdering. Je ziet dit veel gebeuren. 

Wat is nu een verstandige wijze van handelen? Denk eens na over het volgende: Je gaat gewoon naast de puber op de grond tussen zijn boeken zitten. Je zit niet bij de pakken neer, maar pakt samen de problemen aan. Ga niet autoritair of met moederlijke zorgzaamheid voor hem of haar beslissen, maar leer de puber zelf te kiezen. Blijf altijd in gesprek! Overleg op een rustige wijze. 

Je kunt vragen: 

– Hoe wil je zelf je eigen zaken op een rijtje krijgen?

– Wat vind je belangrijk voor jouw toekomst?

– Welke boeken (zaken) in je leven wil je bewaren in je kast?

– Waarom heb je dat muziekboek bovenaan geplaatst?

– Kun je dit leerboek, dat je uit de kast hebt gegooid, wel missen?

– Heb je de belangrijke toekomstboeken later niet nodig?

– Heb je niet teveel boeken van ontspanning bovenaan gezet?

– Is er nog wel tijd over met zoveel internetgames bovenaan?

– Waarom neemt sport zo’n belangrijke plaats in bij je?

– Krijg je er geen spijt van als je dit boek over vriendschap wegdoet?

– Waarom heb je de Bijbel op een lager boord geplaatst?

– Ben je gaan twijfelen?’ 

Door deze soort gesprekken kun je weer dichter bij elkaar komen. Vaak hebben ouders en pubers hun eigen verhaal. Hierdoor komen ze weer in gesprek.

Laat het de puber zelf ontdekken, wat goed voor hem of haar is. Benadruk dat je er over praat, maar dat het zijn of haar eigen keuze is. 

Leer ze om zelf goede keuzes te maken

 Laat over het algemeen de gevolgen zien van de keuzes die jongeren maken. Daar gaat het voorkompastoraat over. Ze doen dat bij de cursus No Apologies en bij Stichting Voorkom. Laat jezelf voorlichten. Probeer kennis van zaken te hebben, zodat je goed overkomt. Zorg dat je zó overkomt, dat je er samen goed uitkomt. 

Ontdek de gevaren

We dienen samen met onze jongeren te ontdekken welke gevaren ons bedreigen en hoe we de verleidingen kunnen weerstaan. De wereldse verleidingen en demonische infiltraties verzieken het geestelijk leven en maken jongeren al snel ongelukkig. De gevolgen zijn duidelijk zichtbaar in de jongerenwereld. 

Jongeren hebben een geestelijk houvast en een vaste koers nodig, waardoor ze gezond kunnen ontwikkelen. Een heftige puberteit moet in een rustig vaarwater de juiste richting vinden. Jongeren moeten weten wat de consequenties zijn van de keuzes die ze maken. Ze moeten leren niet alles te accepteren wat ze wordt opgedrongen door de moderne samenleving. Ze dienen al vroeg de geesten te leren onderscheiden, zodat ze het verschil tussen goed en kwaad kennen.

Laten we het samen doen

In dit artikel gaat het om de nodige samenwerking tussen ouders en kinderen, opvoeders en jongeren. We moeten samenwerken en niet tegenwerken. De samenwerking tussen ouders en kinderen moet al op zeer jonge leeftijd beginnen. Bepaal samen de positie en mogelijkheden van het individuele kind. Laat ze maar zelfstandig op verkenning uitgaan, maar begeleid ze stap voor stap. Laat ze het maar zelf proberen, maar blijf in de buurt. Uiteindelijk hebben ze toch onze aandacht en hulp nodig. Op deze wijze voedt je ze op tot zelfstandigheid en niet tot hulpeloosheid. Je stimuleert dan een gezonde karaktervorming en een sterke wilskracht, zodat ze zich niet gaan overgeven aan vluchtgedrag. Al deze zaken komen in dit artikel uitgebreid aan de orde. Hieronder zie je een voorbeeld van een goede samenwerking tussen kinderen en hun moeder.

    

Een ongezonde onderwerping

Wat gebeurt er bij een kind dat onderworpen wordt door een autoritaire, wettische opvoeding, waar met machtsmiddelen wordt gewerkt? Dit zal bij het kind een ongezonde passiviteit van de wil in de hand werken. Als dit vanaf de vroegste jaren consequent wordt gedaan, zal de wil van dit kind worden onderworpen, zodat het afhankelijk wordt van de autoriteit boven hem. Dit zal een grote impact hebben op het verdere geestelijke leven van deze persoon. 

Word geen olifant aan een paaltje

Ik geef het volgende voorbeeld door, om aan te tonen wat een ongezonde onderwerping in de jeugd kan uitwerken tot in de volwassenheid. In een rondtrekkend circus komt het voor dat men een jonge olifant vastzet met een touw aan een paaltje. Het jonge dier zal in het begin hebben geprobeerd om zich los te rukken. De kleine olifant was daarvoor toen nog niet sterk genoeg. Een kind zou nog kunnen bedenken in vergelijkbare hulpeloze situatie: ‘Wacht maar als ik groter ben!’ 

Het vastgebonden dier zal zich na de nodige pogingen neerleggen bij de gebonden positie. Op den duur doet de olifant geen moeite meer om los te komen. In het circus wordt er nog meer dressuur op het onderworpen beest toegepast.

Na verloop van tijd is het volwassen dier echter groot en sterk genoeg om het paaltje uit de grond te trekken. Toch zal de olifant dit niet doen. Zodra het touw strak wordt getrokken aan het paaltje, onderwerpt het grote dier zich aan de aangeleerde onderworpenheid van de jonge jaren. Vanbinnen is de grote olifant nog steeds het kleine olifantje gebleven. 

                                      

Op deze wijze kunnen kinderen worden opgevoed tot hulpeloosheid. Bij deze vorm van autoritaire opvoeding worden ze helaas niet opgevoed tot volwassenheid. 

Tot welke persoonlijkheid zal het ongezond onderworpen kind zich ontwikkelen? Bij de één kan het een zwakke plek blijven en de ander kan het autoritaire gedrag gaan kopiëren. Als zo iemand zich vernederd en afgewezen voelt, zal er een neiging zijn zich te bewijzen. Als een onderworpene later ergens aan de leiding komt, kan hij dus ook autoritair gedrag gaan vertonen. Daardoor zal hij passiviteit en onderworpenheid bij zijn onderdanen kunnen gaan stimuleren, om zodoende macht uit te oefenen en aan de macht te blijven. 

Opvoeden tot hulpeloosheid

Uiterst zorgzame moeders kunnen hun kinderen ook opvoeden tot hulpeloosheid. Dit gebeurt als ze steeds maar weer betuttelend en overdreven beschermend hun ‘lieve en kwetsbare kind’ tegemoet treden. Ik heb meegemaakt dat een 12-jarige grote mentorleerling af en toe nog op schoot zat bij zijn moeder. Hij werd toen nog teveel bemoederd en verwend. Dit was aan zijn gedrag in de klas te merken. Zulke jongens moeten leren om zelfstandig de stormen van de jeugd te trotseren. Daardoor kunnen ze stevig wortelen. Je voedt ze op tot hulpeloosheid door ze steeds maar weer als een kasplantje uit de wind te houden. Het is niet goed om een puber teveel aan het lijntje te houden. Ze hebben de ruimte nodig om zich zelfstandig te kunnen ontplooien

                                    

Een jongere zal de grenzen gaan opzoeken. Daarbij zal de puber onze begrenzingen gaan uittesten. Dat levert de nodige strijd op. We moeten in ieder geval in gesprek blijven. Bewaar het contact! Veroordeel de verkeerde daden, maar zet je kinderen niet negatief weg. Probeer het (vlucht)gedrag te begrijpen. Wees in hun indentiteitscrisis een identificatiefiguur. Blijf elkaar herkennen, maar geef ze wel ruimte om te verkennen.

          

Verlies ze niet uit het oog op de zoektocht naar aandacht, liefde en geluk. Bid voor ze, en waak over ze. Voor je gevoel kun je ze uit het oog verliezen, maar het wakend oog van God reikt verder. Zijn liefde zal het contact bewaren.  Door de liefdesband is het niet ‘uit het oog, uit het hart’.De verloren zoon was niet uit het hart van de vader verdwenen. Staan we biddend op de uitkijk?                                                    

Het kan ook zijn dat we in onze kinderjaren en jeugd steeds weer werden aangespoord en gepusht door onze opvoeders om er steeds weer een schepje boven op te doen, om meer waardering bij hen te oogsten. Ouders en opvoeders kunnen kinderen ook een betrekkelijke goedkeuring geven, zo van: ‘mooi, dat heb je goed gedaan… en nu nog een stapje verder’. Het ‘nu nog een stapje verder’ kan in het verdere leven blijven bestaan in het denken en voelen. Er kan dan een complex ontstaan om je steeds weer meer te moeten bewijzen. Je denkt dan dat je steeds maar weer waardering en liefde van anderen moet verdienen. Het is nooit genoeg. Dit kan een ongezonde stuwkracht worden in je leven. Het kan juist een gezond geestelijk leven tegenstaan. Ook voor God wil je dan jezelf in werkheiligheid aangenaam maken. Je denkt dan: ‘ik ben nog niet tevreden over mezelf en wat ik heb gedaan… nu nog een stapje verder, wat God is er ook nog niet tevreden mee.’ 

We zijn niet perfect

Zowel bij reformatorische als evangelische gelovigen is dit drijven naar volmaaktheid een groot gevaar.

Pas op voor perfectionisme

 en minderwaardigheidsgevoelens 

Naast het gevaarlijke ‘onberispelijkheidcomplex’ (perfectionisme) is er ook nog het minderwaardigheidscomplex. Dat complex zorgt er regelmatig voor dat we ons onbekwaam voelen voor bepaalde taken en het gevoel hebben dat we verplichtingen niet aankunnen. Zoals we onszelf niet moeten overwaarderen, mogen we ons ook niet onderwaarderen. Velen hebben door de genoemde complexen ontevreden gevoelens over zichzelf, weinig zelfrespect en een gering gevoel van eigenwaarde. De boze geesten zullen deze negatieve gevoelens uitbuiten, door ons min of meer krachteloos te maken in de dienst van God. Je wordt dan op jezelf teruggeworpen. Door de inblazingen van boze geesten blijf je dan ronddraaien in negatieve, moedbenemende gedachten.  Luister niet naar de leugenstemmen in je die je influisteren: ‘Je bent nooit in staat om aan bepaalde eisen te voldoen.’ Het kunnen ook stemmen zijn die je opzwepen om onbereikbare doelen na te streven. 

Zie op Gods mogelijkheden

Een gelovige dient zich door het geloof aanvaard te voelen, met alles wat hij oprecht mag doen.

Een oprechte gelovige

 dient zich door het geloof aanvaard te voelen 

Geloven betekent letterlijk; ‘je doen dragen’ en niet jezelf dragen en opwerken naar een hoger niveau van heiligheid. Onze rechtvaardigheid en heiligmaking hebben we door en in Jezus Christus. Alles wat niet uit het geloof is, dat is zonde (Rom.14:23). In de Studiebijbel wordt hierbij verklaard: ‘Alle gedrag, waarover men in zijn geweten geen rust heeft of God het wel goedkeurt, moet worden beschouwd als zonde.’ Dit kan ook wel worden gezegd het geestelijk perfectionisme wat ons onrustig en ontevreden houdt. Leef en werk daarom dankbaar vanuit de mogelijkheden die het geloof in Jezus Christus je geeft. Als we vanuit het geloof in Jezus leven en werken is God tevreden met ons.

Zie op Gods mogelijkheden

 en niet op eigen onmogelijkheden 

Stel je vertrouwen op Gods mogelijkheden en zie af van je eigen onmogelijkheden!

Wees daarom standvastig, onwankelbaar en altijd overvloedig in het werk van de Heere, daar je weet dat je inspanning niet tevergeefs in de Heere (1 Kor.15:58).

 Zorg ervoor dat je niet onnodig een ‘loser’ wordt door negatieve gedachten. Bedenk vol vertrouwen voor jezelf, wat we lezen in 1 Kor.15:57: ‘Maar dank aan God, Die ons de overwinning geeft door onze Heere Jezus Christus.’   

Hulpeloze kurken op het water

Als hun levensschip losraakt van de veilige kade, raken ze op drift en worden ze meegezogen door de golven van wereldse verleidingen. Ze kunnen dan de koers kwijtraken, de mist in gaan, en drijven dan op den duur als een hulpeloze kurk op het water.

We herkennen de onzekere, onhandige en hulpeloze jongeren al spoedig aan hun stress en besluiteloosheid. Het blijkt dus dat veel postmoderne jongeren een verzwakte wil hebben. 

Vluchtgedrag en besluiteloosheid

Jongeren met een verzwakte wil zijn passief en hulpeloos als er gehandeld moet worden. Op den duur kunnen ze in de zaken van het dagelijks leven moeilijk keuzes meer maken of initiatieven ondernemen. Dit is het gevolg van het steeds weer ontlopen van verantwoordelijkheden en het wegvluchten in hun digitale wereld.

                                   

Onzekerheid, sociale angst en onhandigheid houden hen in een passieve toestand. Anderen moeten dan voor hen kiezen, handelen, leiden en besluiten.

                                            

Ze willen de controle over zichzelf en hun handelen nog wel bewaren, maar lijken het spoor bijster te raken in het normale leven van plichten en verantwoordelijkheden.

Door het misleide verstand en de afgezwakte wilskracht kunnen jongeren komen tot onoplettendheid, gebrek aan concentratie en beoordelingsvermogen, aarzeling en besluiteloosheid. Besluiteloosheid is één van de belangrijkste oorzaken van stress. 

Besluiteloosheid

is één van de belangrijkste oorzaken van stress 

De onzekerheid, onkunde en onhandigheid leidt tot angst als ze moeten handelen en besluiten. Ze zijn dan bang om de controle te verliezen (die ze eigenlijk al uit handen hebben gegeven aan verleidende machten).

Daarbij komt nog het probleem van koppigheid en stelligheid, omdat ze denken het allemaal toch wel goed door te hebben en te weten. Dit is vaak en denkbeeldig machtsgevoel, wat in de praktijk geen handen en voeten heeft. 

Ze willen niet dat een ouderwetse opvoeder hun gaat vertellen hoe ze het moeten doen. Dan gaan ze liever naar de jonge raadgevers (zoals koning Rehabeam deed), die dus ook met dubieuze adviezen komen. Volgens hen moet je ervoor zorgen, dat je zelf ‘de macht in handen houdt’. ‘Zorg ervoor dat je zelf de controle bewaart.’ 

Ga hen voor op de goede weg

We kunnen voor de geestelijke opvoeding veel leren van een aantal spreuken van Salomo. Spr.22:6 houdt ons voor: 

‘Oefen de jongeman overeenkomstig zijn levensweg,

ook als hij oud geworden is, zal hij daarvan niet afwijken.’ 

In de Spreuken wijst Salomo steeds op de gevolgen van de zonde. Hij kon uit eigen ondervinding spreken. Hij vermaant in liefde, en heeft het behoud en het welzijn van zijn zoon op het oog. Hij blijft in gesprek, en wil dat zijn zoon goed terechtkomt. Hij leert ook ons in Spr.3:5 

‘Vertrouw op de HEERE met heel je hart,

en steun op je eigen inzicht niet.

Ken Hem in al je wegen,

dan zal Hij je paden rechtmaken.’ 

We weten dat de vreze des HEEREN het beginsel van de kennis is (Spr.1:7) en ons bewaart van het kwade. We moeten onze jongeren de liefde tot God, het heerlijk van Zijn dienst en het geloof in Jezus voorhouden vanuit ons hart en leven. Dan kunnen wij met vrijmoedigheid de woorden uit Ps.34:12 aan hen doorgeven: 

‘Kom, kinderen, luister naar mij,

ik zal jullie de vreze des HEEREN leren.’