Evangelisatietraining module 7 Onze roeping

Copyright: Jan A. Baaijens, jongerenpastoraat

Een roeping voor alle gelovigen

Alle gelovigen hebben de roeping om God te eren en loven. Het is het ambt van iedere gelovige om een getuige van Jezus te zijn en Zijn Evangelie door te geven. God geeft Zelf aan in Jes.43:21: ‘Dit volk heb Ik mij geformeerd. Zij zullen Mijn lof vertellen.’ Jezus geeft Zijn volgelingen de opdracht in Mark.16:15: ‘Ga heen in heel de wereld, predik het Evangelie aan alle schepselen.’ Dit is de grote zendingsopdracht. Het gaat hier over de plicht om te evangeliseren in de Naam van Jezus. We lezen in Luk.24:47: ‘In Zijn Naam moet onder alle volken bekering en vergeving van zonden gepredikt worden.’ 

Geroepen gelovigen worden geroepen

 om anderen tot Jezus te roepen 

Het vervullen van de opdracht is ook nodig voor persoonlijke geloofsgroei, om hierdoor geestelijk vrucht te dragen. Je kunt het lezen in antwoord 86 van de Heidelberger Catechismus. Wij tonen hierdoor onze dankbaarheid, prijzen God, en ontvangen geloofszekerheid uit de vruchten. Daarbij worden onze naasten door woord en daad voor Christus gewonnen. 

Als we geloven zoals de Schrift dit bedoelt, zullen we ‘overstro­men van liefde’ tot  God en onze naaste. Jezus leert ons Joh.7:38: ‘Die in Mij gelooft, zoals de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien.’ In de Studiebijbel wordt bij deze tekst verklaard: ‘Hiermee zegt Jezus dat degene die tot Hem komt en drinkt, dat wil zeggen die in Hem gelooft, zo’n over­vloed van geestelijke zegen van Hem zal ontvangen dat hij als het ware overstroomt en een fontein wordt, tot diepe vreugde van zich­zelf, en waardoor ook weer andere gezegend kunnen worden’ (zie ook Joh.4:14).

                                      

Gehoorzame volgelingen van Jezus Christus ontvangen kracht en wijsheid van de Heilige Geest om te getuigen. De discipelen ontvingen hiertoe ‘kracht van omhoog’. Jezus gaf hen de belofte (in Hand.1:8): ‘Maar u zult ontvangen de kracht van de Heilige Geest ontvangen, Die over u komen zal; en u zult Mijn getuigen zijn, zowel in Jeru­zalem als in heel Judea en Samaria en tot aan het uiterste van de aarde.’ 

Andrew Murray en de zendingsroeping

De bekende Zuid-Afrikaanse prediker Andrew Murray (1828-1917) heeft het boek ‘De sleutel tot het zendingsvraagstuk’ geschreven. Daarin geeft hij ons afrondend de volgende bijbelse beginselen door:   

– de kerk bestaat slechts om het Koninkrijk uit te breiden;

– ieder lid moet gevormd worden om er deel aan te nemen,

– en de persoonlijke liefde voor Christus is de kracht

   die iemand hiervoor bekwaam maakt. 

In zijn boek geeft hij het goede voorbeeld door van graaf Ludwig von Zinzendorf (1700-1760) en de Moravische Broeders. Met hen is de Koning van de kerk het wereldwijde zendingswerk van de laatste eeuwen begonnen. Ik heb hierover geschreven in het boek ‘Opwekking tot reformatie’. (Je kunt het vinden op een PDF-document op deze website onder de titel ‘Geestelijke opwekking’.)

Branden onze harten al van liefde en passie?

Murray merkt op: ‘Von Zin­zen­dorf was inderdaad een geweldig leider, wiens voetspoor wij nog mogen volgen. Elke voorganger kan van hem het grote geheim leren, dat hoe heviger het vuur van Gods liefde in zijn hart brandt, hoe zekerder het zal gaan branden in de harten van de mensen om ons heen.’ (…) ‘Naarmate elke leider in zijn eigen kring, hoe klein die ook is en hoe gering hij zichzelf ook acht, beseft welk een voorrecht het is om vervuld te worden met zendingsvuur en met liefde en toewij­ding tot Jezus en daarnaar te leven, zal het binnenlandse zendings­werk een nieuw tijdperk ingaan. Leven en liefde die van de levende en lief­hebbende Verlosser uitgaan door levende en liefhebbende disci­pelen, zullen leven en liefde meedelen aan hen die anders koud en hulpeloos zouden zijn.’ 

Richard Wurmbrand en de ondergrondse kerk

In onze tijd moeten we maar eens een goed voorbeeld nemen aan de verdrukte gelovigen in andere landen. Ik wil een bekende vertegenwoordiger van de ondergrondse kerk aan het woord laten. Het is ds. Richard Wurmbrand (1909-2001), een man die grote verdrukkingen vanwege het geloof in Christus heeft meegemaakt, toen hij 14 jaren in communisti­sche gevangenissen in Roemenië heeft moeten verkeren. In oktober 1995 was hij 86 jaar oud en nog steeds actief in de door hem opgerichte Stichting De Onder­grondse Kerk. In het blad ‘Stem der martela­ren’ heeft hij veel geschreven over de vervolgde kerk. Samen met zijn vrouw Sabina (1913-2000) mocht hij vanaf 1967 in het vrije Westen voor de ondergrondse kerk werken.

                                             

Wurmbrand getuigt over zijn intense roepingsbesef: ‘De eerste dagen na mijn bekering had ik het gevoel, dat ik niet zou kunnen voort­leven. Als ik op straat liep, voelde ik een licha­melijke pijn om iedere man of vrouw die voorbij kwam. Het was als een messteek in mijn hart, wanneer ik mij afvroeg of hij of zij wel bekeerd zou zijn.’ 

                           

Richard Wurmbrand had op 86-jarige leeftijd de vurigheid en bewogenheid over het heil van verloren zielen niet verloren, zoals we dit kunnen lezen in het maandblad “Stem der martela­ren” van oktober 1995. Hij schrijft daarin:

‘Ik las eens over een schip dat zonk in het meer van Michigan, niet ver van de kust. Enkele passagiers verdronken direct. Anderen probeerden zich te redden door naar de kust te zwemmen, maar het water was ijs­koud. Een goede zwemmer zette zijn leven op het spel om mensen te redden. Toen hij zes mensen gered had, was hij uitgeput. Maar hij zag nog anderen die in gevaar waren. Hij raapte al zijn energie bij elkaar en weerstond het ijskoude water nog een keer; een zevende was gered.

Inmiddels trilde hij over zijn hele lichaam van de kou. Hij kon nauwelijks nog ademha­len. Zijn laatste woorden waren: ‘Hoe moet ik voor God ver­schijnen nu ik er maar zeven heb gered? Hadden het er niet acht kunnen zijn?’

Wurmbrand sluit erop aan: ‘Dit is hoe we ons voelen als we kijken naar wat anderen zouden beschouwen als de grote vooruitgang van onze zending: ‘Hadden we er niet meer kunnen bereiken?’ Mijn lieve vrouw Sabina is 83 en ik ben 86. Op dit moment zijn we allebei ziek. Sabina is herstellende van een operatie die nodig was om de kanker, die in haar maag was, te verwijderen. We zijn God dankbaar dat de operatie geslaagd is. Ikzelf heb nogal last van mijn hart. (…) Als het volgende moment mijn laatste minuut zou zijn, zou ik mezelf afvragen: ‘Had ik er niet nog één tot Christus kunnen brengen?’ 

                                   

Hij houdt ons verder voor: ‘De verkondiging van het Evangelie is niet de roeping van enkele individuen en organisaties, maar de vreugdevolle plicht van ons allen. Ik ben niet door een zendeling gewonnen voor het Evangelie van Christus, maar door een oude timmerman, een vreemdeling die me op straat aanhield en me vertelde over Jezus. Ik deelde dit met anderen en zij vertelden het ook weer door. Dit resulteer­de in het ontstaan van vele kerken en een wereldwijde organi­sa­tie. Daarnaast heb ik in verband met het werk van onze organisatie gesproken in 31 verschillende landen. Ik heb het voorrecht gehad om de boodschap, die een gelovige oude timmer­man me doorgegeven heeft, met grote menigten te kunnen delen.’ 

Wurmbrand: ‘U moet allemaal een zendeling zijn.’

Wurmbrand spoort ook ons aan, als hij schrijft: ‘Waarom zouden we niet allen mensen op straat tegenhouden? We zouden dat zeker doen als een groot gevaar onze woonplaats bedreigde. Maar in feite wordt iedereen bedreigd door het grootste gevaar aller tijden: het vooruitzicht van een eeuwige hel. Waarom zouden we niet praten tegen onze buren en collega’s op ons werk? (…) Er zijn zoveel Joden, Moslims en atheïsten, die overal om ons heen wonen. Deel uw geloof met hen! Gebruik uw reizen, uw vakanties voor dit doel. Een speciale voorbereiding is niet nodig. Degene die mij tot Christus gebracht heeft, heeft nooit een conferentie over het ‘winnen van mensen voor Christus’ bijgewoond! U moet allemaal een zendeling zijn!’

Deze woorden van ds. Wurmbrand zijn wel zeer beschamend voor de meesten van ons. Hoeveel schieten we dan als gelovigen te kort? Hoe behoren we te zijn… en hoe zijn we bezig? 

ZIJN WE ZIELENWINNERS VOOR CHRISTUS?

Volgens Richard Wurmbrand heeft ‘de vervolging altijd een beter soort christenen voortgebracht, een getuigend christen, één die zielen wint’.

Wurmbrand laat ons verder weten: ‘De communistische vervolging heeft teruggeslagen en ernstige, toegewijde chris­tenen opgeleverd, zoals in vrije landen zelden worden aange­troffen. Deze christenen kunnen niet begrijpen, hoe iemand een christen kan zijn en niet zou begeren ieder die hij ontmoet voor Christus te winnen.’

Zijn we zielenvangers?

Jaren geleden heb ik ds. Wurmbrand eens gehoord tijdens een bijeen­komst in Middel­burg. Het trof mij wel dat hij ons, als aanwezigen, vroeg (in ongeveer de volgende woorden): ‘Ben je al 5 jaar op de weg, en ben je nog niet het middel van bekering voor een ander geweest? Kijk het dan maar eens na of het echt is bij je.’ Dit zijn toch wel beschamende woorden voor de meeste gelovigen. Het is genade als de Heere ons hiertoe wil gebruiken; maar stellen wij ons ook wel in de weg om gebruikt te mogen worden?

Wurm­brand houdt ons duidelijk voor: ‘Wij moeten nooit ophouden als we eenmaal een ziel voor Christus hebben gewonnen. Want daarmee heeft men nog maar half werk gedaan. Iedere ziel, die voor Christus gewonnen is, moet zelf een zielenvanger wor­den.’ 

De bewogenheid over verloren zielen

In ons hart moet er een blijvende bewogenheid over verloren zielen zijn! Er zijn predikers en ook ouders die dit als een soort geestelijke pijn in hun hart gevoelen. Het is bekend dat er in het verleden puriteinse predikers vanwege deze bewogenheid wenende op de preekstoel stonden.

Iemand vertelde me in 1987 tijdens een gezinskamp in Heverlee iets over de vergaderingen van oudsten in zijn gemeente te Den Helder. Er werd dan soms samen gehuild uit evangelische bewogenheid over verloren zielen. 

Heb je wel eens uit evangelische bewogenheid

 gehuild over verloren zielen?

Dit is voor mijn gevoel diepgaander dan het zuchten van ‘och en ach’ over de droevige toestand van land en volk en de achteruitgang. Wat voor een boodschap van hoop zit er in het bedenken van de geestelijke armoede en de zogenaamde donkere tijd waarin we leven?

Het kan erg zijn als de wereld in de kerk komt, maar het is erger als de kerk de wereld niet meer in kan gaan, omdat er geen innerlijk vuur brand voor de nood van verloren zielen! Het probleem ligt dus meer in de kerk dan in de wereld.

Als de kerk weer meer het licht op de kandelaar zou zijn,

was het nu niet zo donker in de wereld

Als het vuur in de gelovigen een uitslaande brand zal worden, zal er ook minder kilheid zijn in de wereld om hen heen. Velen houden zich in de kerken meer bezig met binnenbrandjes, dan met het vurig zijn in de redding van anderen. Als het koud is in ons hart, gaat er geen warmte van ons uit. 

Religie of relatie?

Het grootste probleem kan wel eens liggen in de godsdienst. Een kille leerstellige benadering en het uitdragen van overleveringen en geloofsartikels zonder meer zal de warme vlam van het geloof niet aansteken. We weten dat de Heilige Geest dit doet. Het gaat daarbij over het komen tot een relatie. Het komen tot een relatie met Jezus Christus kan worden verhinderd door wettische religie. De godsdienst was ook in de tijd van het Nieuwe Testament het grootste probleem. 

Religie kan de relatie met Jezus in de weg staan 

Richard Wurmbrand kende pijnlijk het verschil tussen de vrije Westerse kerk en de vervolgde kerk. In één van zijn boeken schrijft hij: ‘Wie de geeste­lijke schoonheid van de ondergrondse kerk heeft leren kennen, kan geen voldoening meer vinden in de leegheid van sommige westerse kerken. Ik lijd in het Westen meer dan ik in een communistische gevangenis heb geleden, omdat ik thans met eigen ogen de westerse beschaving zie sterven.’

Hij geeft ons verder door over het lijden onder het communisme: ‘De ondergrondse kerk achter het ijzeren gordijn is vol van liefde en ijver. In Rusland zijn er geen lauwe christenen. Of men is christen met heel zijn hart, of men is helemaal geen christen, want het kost heel wat om een discipel van Jezus te zijn. De christenen daar verspillen hun tijd en hen energie niet, zoals velen in het Westen, met het aanvallen van de leerstellingen van een andere christelijke religie of zelfs met het disputeren over wat niemand weet. Zij leven uit de wezenlijke inhoud van de christelijke bood­schap. Zij zijn geestelijk fit met het oog op de gewichtige taak die zij op zich genomen hebben.’ 

In heel wat gevallen moeten religieuze mensen eerst hun eigen gedachten over hun religie verliezen, willen ze tot een relatie kunnen komen. Zolang je nog weet hoe het moet gaan met jou en het geloof in Jezus, sta je aan de verkeerde kant te werken. Werp het net dan maar aan de andere zijde van het schip! De visserskunst van de discipelen moest overboord (in Joh.21). In de nacht van je eigen godsdienstige pogingen vang je niets. Jezus zei in de ochtend tegen de discipelen: ‘Werp het net uit aan de rechterkant van het schip en u zult vinden. Dus wierpen zij het uit en zij konden het niet meer trekken vanwege de grote hoeveelheid vissen’(Joh.21:6).

Ook mensen van de rechterflank moeten leren om het geloofsnet aan de rechterzijde van hun schip te werpen. Op het woord van Jezus moet je het net uitwerpen. 

Op het woord van Jezus moet je het net uitwerpen 

Hij belooft daarbij: ‘en u zult vinden’. Hier gaan dus ook opdracht en belofte samen. Kom daarom uit jouw natuurlijk godsdienstig gevoel tevoorschijn en probeer het eens vanaf de kant van Jezus. Wij moeten dus niet vanaf onze kant werken, maar vanaf de kant die Jezus ons in Zijn Woord aanwijst. 

Overwinning door het Evangelie 

De waarheid van het Evangelie overwint jongeren die misleid en ontmoedigt zijn door religie. Leerstellige religie kan op het verstand zijn gericht, maar het zoeken naar een relatie met Jezus is op het hart gericht. Daardoor kan het meeste verharde hart worden overwonnen door de liefde van Jezus.

Een vriend vertelde me dat hij tijdens een gezinskamp eens een student in zijn groep had. (De jongeman was al een eind in de twintig.) Hij was afkomstig van een uiterst rechtse gemeente, maar had het geloof de rug toegekeerd. Het is dan nog maar de vraag hoe los je er dan van bent geraakt. Zijn filosofische studie heeft er wellicht invloed op gehad. Een familielid had hem meegekregen naar het kamp. De man was er biddend mee bezig geweest.

Het was niet fijn dat deze student deelnam in de Bijbelstudiegroep. Hij kwam steeds weer met tegenwerpingen, om hiermee aan te tonen dat het volgens hem niet waar was. 

De student kwam steeds weer met tegenwerpingen 

Vanwege zijn Bijbelkennis en achtergrond gebruikte de student gevaarlijke argumenten, om maar tegen het geloof in te gaan. Hij was niet te overtuigen en had een negatieve invloed naar de andere groepsleden toe. 

Op de afsluitingsavond, waarin de jongeren zelf ook een aandeel konden leveren (onder meer met muziek en zang), was de student niet aanwezig. Zo’n avond is een hoogtepunt voor de kampgangers, maar hij wilde daar verder niets meer met het geloof te maken hebben. Hij verbleef daarom maar in een slaapzaal.

Mijn vriend had natuurlijk graag deze avond bijgewoond, maar hij was zo bewogen over het zielenheil van de student, dat hij besloot om naar hem toe te gaan. Het familielid ging op een andere plaats voor hen bidden.

Het ging deze laatste Bijbelstudie ook over Joh.7:37: ‘En op de laatste, de grote dag van het feest, stond Jezus en riep: Als iemand dorst heeft, laat hij tot Mij komen en drinken.’ Wat kan er zo’n laatste dag van samenkomsten toch nog gebeuren? 

Mijn vriend werd bepaald bij Jes.40:9, waar we lezen: ‘O Sion, verkondigster van een goede boodschap, klim op een hoge berg; o Jeruzalem, verkondigster van een goede boodschap, hef uw stem op met macht, hef ze op, vrees niet, zeg de steden van Juda: Zie hier is uw God!’ Dit was ook de boodschap voor de ongelovige student. 

Mijn vriend vroeg hem op de slaapzaal of hij nog wilde praten. Dat wilde hij eigenlijk niet meer, maar daarna gaf hij toch toe. In dat gesprek kwam hij weer met zijn ongelooftheorieën en tegenwerpingen, terwijl hij zich niet liet overtuigen.

Mijn vriend voelde dat het hem niet lukte. Hij had echter geen Bijbel bij zich en vroeg aan de student ‘of hij zijn wapen mocht halen’. Hij vond het goed. Intussen was het familielid aan het bidden. (Deze man is later de zending ingegaan.)

Mijn vriend kwam met zijn Bijbel terug en vond de student wenend en geestelijk gebroken. De Heilige Geest had hem aangeraakt. De genade van God had hem overweldigd. In de tijd die volgde waren de vruchten van geloof en bekering goed te zien bij deze vernieuwde student. 

Je ziet wat het bezoek van Jezus Christus bij deze afvallige student heeft uitgewerkt. Je ziet ook hoe zijn oude religieuze ervaringen en kennis hem in de weg stonden en zelfs tegen het Evangelie werden gebruikt. Het Evangelie is echter een kracht van God tot de zaligheid. Als je het Evangelie op een goede en directe manier brengt, mag je daarom ook de kracht van de Heilige Geest verwachten. We dienen het zwaard van de Geest te nemen, dat is Gods Woord (Ef.6:17). Het scherpe, tweesnijdende zwaard oordeelt ook de overleggingen en gedachten van het hart (Hebr.4:12). 

De nood is onze roeping

We lezen in het boek ‘Van wie is dit kind?’ het opmerkelijke levensverhaal van kinderevangelist Bill Wilson. Deze bewogen man heeft zich met zijn evangelisatieteam ontfermt over kinderen in de achterbuurten van New York. Hij is zelf op 14-jarige leeftijd van de straat gehaald. Zijn moeder liet hem in de steek. Drie dagen lang zat hij in de brandende zon op een betonnen bruggetje, totdat een christen zich over hem ontfermde. Hij werd naar een christelijk jongerenkamp meegenomen.

Daar werd hij getroffen door het Evangelie van Jezus Christus. Bill knielde toen neer en bad: ‘Jezus, wilt U mijn zonden vergeven; ik wil mijn leven aan U geven.’ Zijn leven werd vernieuwd.

Hij ging zich daarna ook ontfermen over de kinderen op straat. In 1980 heeft hij het kinderwerk opgezet.

Hij zei: ‘De nood was mijn roeping.’

Bill Wilson is al vele jaren met een groot aantal medewerk(st)ers deze roeping aan het vervullen. Nog steeds bezoeken wekelijks meer dan 25.000 kinderen de samenkomsten. Veel van deze kinderen leven onder erbarmelijke omstandigheden. Wilson geeft aan: ‘Ze zitten niet te wachten op iemand die alle antwoorden heeft. Ze hebben iemand nodig die bereid is hun wereld binnen te komen, ook als hij daardoor zelf bezeerd wordt.’ 

Evangelisatie en opwekking in Rusland

De Russische gelovigen verstonden hun opgelegde taak en roe­ping. Zij namen hun motto serieus: ‘Iedere baptist een zende­ling!’ Iedere gelovige dient een evangelist of zendeling te zijn!

Is iedere baptist wel een evangelist?

Is iedere gelovige wel een getuige?

Als een toegewijde gelovige zijn roeping verstaat, kan hij door God worden gebruikt. Zelfs gelovigen met minder talenten en ontwikkeling zijn in het verleden rijk gezegend. Het gaat om de schat van het Evangelie dat we meedragen in ons hart. Paulus mocht met vrijmoedigheid het Evangelie uitdragen, zoals we lezen 2 Kor.4. Hij getuigt in vers 7: ‘Maar wij hebben deze schat in aarden kruiken, opdat de allesovertreffende kracht van God zou zijn en niet uit ons.’ Het gaat dus om de kracht en schoonheid van het Evangelie, dat als een onweerstaanbaar licht uitstraalt naar buiten toe. Het licht en de liefde van God in Jezus Christus kan zelfs door de barsten en wonden van ons leven uitstralen. Misschien komt de genade dan juist aan het licht! 

De opwekking in Waldheim

Ik geef nu een opmerkelijk verhaal door van Walter Sawatsky (uit zijn boek ‘Soviet Evangelicals since World War II), Hij hoorde het van een geëmigreerde Rusland-Duitser. Het gaat over een opwekking in het dorp Waldheim in West-Siberië.

Een jongeman uit deze plaats had de winter doorgebracht met het werken in Vorkuta (Workoeta), boven de Noordpoolcirkel. Deze plaats ligt op het vasteland onder het eiland Nova Zembla. Dit deed hij om extra salaris te ontvangen wegens het werken onder moeilijke klimatologische omstandighe­den. In Workoeta ontmoette hij gelovigen, die juist een aan­grijpende opwekking hadden ervaren. De jongeman hoorde de prediking en kwam tot bekering.

Voordat hij in de lente huis­waarts keerde, zag hij kans om een Bijbel te bemachtigen. Hoewel er op de dag van zijn terugkeer naar Waldheim niets was aangekondigd, hadden zich die avond zoveel nieuwsgierige buren in zijn huis verza­meld, dat de drie kamers overvol waren. De jonge Jakob stond toen op, opende zijn Bijbel en las moei­zaam enkele ver­zen. (Hij kon waarschijnlijk niet zo goed lezen.) Nadat hij het boek had gesloten, kreeg hij het voor elkaar om op een gebrekkige wijze nog twee of drie zinnen te spreken die nauwe­lijks leken op een preek.

Daarna, terwijl hij niets meer wist te bedenken, viel hij plotseling op zijn knieën en uitte hij een eenvoudig maar schokkend gebed: ‘Heere, ik bid U dat U ieder hier vergaderd persoon deze nacht wil beke­ren! Amen.’

Tijdens de stilte die volgde, baande een vrouw uit een aan­grenzende kamer zich een weg naar de jonge Jakob en vroeg hem vol tranen: ‘Help me om te bidden!’ Jakob viel weer op zijn knieën en de vrouw riep tot God om haar, een verschrikkelijke zondares, genadig te zijn. Binnen enkele secon­den waren allen die in het huis waren, op hun knieën en schree­uwden ze tot God om genade. Jakob trachtte het volk te kalme­ren en vertelde hun dat God hen ook kon horen zonder dat schreeuwen. Jakobs gebed werd letterlijk verhoord. Veehouders, die buiten in de wei waren, hoorden het ge­schreeuw, kwamen kijken, bleven en er­voeren ook zelf een persoonlijke beke­ring. Anderen renden naar huis, terwijl ze daar hun familiele­den wakker maakten met de woor­den: ‘Kom snel, het gehele dorp wordt deze nacht be­keerd!’ 

Vindingrijke evangelisten

Evangelisatie moet niet worden beschouwd als een kerkelijke plicht, maar als de persoonlijke passie van iedere gelovige. Vurige gelovigen hebben een passie ontvangen om te evangeliseren. Ze worden hierin door de Heilige Geest geïnspireerd. Ze ontvangen de nodige instructies en ingevingen om in alle oprechtheid en vindingrijkheid in de oogst van Jezus Christus te arbeiden.

Jezus geeft aan in Matth.10:16: ‘Zie, Ik zend u als schapen te midden van de wolven; wees dus bedachtzaam als de slangen en oprecht als de duiven.’

De discipelen worden opgeroepen om niet bevreesd te zien. Je kunt het voor jezelf lezen in Matth.10:16-33. In vers 32 worden we duidelijk opgedragen om Jezus voor de mensen te belijden. We zullen er geestelijk goed mee zijn! Jezus leert ons in Matth.10-32: ‘Ieder dan die Mij zal belijden voor de mensen, die zal Ik ook belijden voor Mijn Vader, Die in de hemelen is.’ 

We kunnen veel van de vindingrijke evangelisten in hun moeilijke omstandigheden leren. Wat een verschil met veel gelovigen in het vrije Westen, die de mogelijkheden niet benutten!

In de Sovjet-Unie hadden de autoriteiten bepaald dat de kerken en de geestelijke leiders geregistreerd dienden te zijn. Het was een prediker of evangelist niet toegestaan om buiten de eigen gemeen­te te preken. De overheid wilde hiermee de activiteiten van reizende en evangeliserende gelovigen tegengaan.

Een ‘groetenpreek’

De communisten hadden in de jaren vijftig van de vorige eeuw veel evangeliserende gelovigen gearres­teerd. Niette­min zagen de gelovigen toch kans om op allerlei manieren het Evan­gelie uit te dragen. Ze waren hierin soms erg vinding­rijk. Zo werden aan het eind van een kerkdienst ook wel de groeten over­gebracht door een aanwezige prediker van een andere ge­meente. Deze mocht van de autoriteiten niet buiten zijn eigen gemeente preken, maar hij breidde de groeten uit tot groeten van Paulus, Petrus en andere personen uit de Bijbel. Daarbij las hij hun opgeschreven woorden en gaf hij hierbij een verkla­ring. Zo deed hij dit ook met de woorden van de Heere Jezus. Voor deze ‘groetenpreek’ had hij zelfs wel twintig minuten nodig. Zo had men eigenlijk toch een gastpre­di­ker tijdens de dienst. 

Zondagsschoolverjaardagsfeestjes

Zondagsschool houden was ook verboden. In Rusland vindt men verjaardagsfeestjes van kinderen erg belangrijk. De gelovigen maakten van deze feestjes een soort zondagsschoolbijeenkomst. Als er bijvoorbeeld in een kleine gemeente twaalf kinderen waren in de leeftijd van zes tot negen jaar, dan hadden ze twaalf keer in een jaar een ‘zondagsschoolfeestje’. Daarbij konden ook (nog) niet gelovige kinderen en vriendjes worden uitgenodigd. Tijdens zo’n feest deed men bijbelse raadsels en leerzame godsdiensti­ge spelletjes en maakten de kinderen mooi versierde bijbeltek­sten van of op papier. Door ouders of kinderen werd dan ook uit de Bijbel voorgele­zen. 

Evangelisatiegelegenheden

Speciale jeugdbijeenkomsten waren ook door de overheid verbo­den. Iedere evangelische gemeente had echter wel een koor, dat uit vrijwilligers bestond. Deze vaak ook jongere mensen moes­ten natuurlijk in de week ook oefenen. Deze kooroefeningen be­gonnen met gebed, schriftlezing en een korte meditatie, zodat ze ook door de week nog konden worden onderwezen uit Gods Woord. Verder waren bruiloften ook evangelische ‘getuigenis­diensten’, in tegenstelling tot de wereldse bruiloftsfeesten waarin (te) veel alcoholische dranken werden gebruikt. De oprechte gelovigen in Rusland dronken en rookten niet. Deze zaken waren voor hen onverenigbaar met het geloof. Ook de begrafenissen die door gelovigen werden georganiseerd en geleid, waren ‘evangelisatiegelegenheden’. Begrafenisdien­sten waren toegestaan. Bij deze diensten werd ook gezongen.

Ongelovige familieleden, bekenden en belangstellenden werden zodoende geconfronteerd met het reddende Evangelie. 

Een voorbeeld om na te volgen… 

Zo waren de Russische gelovigen evangeliserende mensen, die steeds maar weer naar middelen en wegen zochten om het Evange­lie te kunnen uitdragen. Ondanks veel tegenstand gingen ze toch door. En wij?

Zij hebben ons een voorbeeld nage­laten om na te volgen…

We hebben nu gezien dat het door Gods genade dus wèl mogelijk is om grote kloven te overbrug­gen. Zoals we hebben aange­toond, moet dit gebeuren door opofferende volhar­ding in een oorlog van liefde. Onder zeer zware omstan­digheden mocht men een brug slaan naar zware orthodoxen, vijandige communis­ten en spottende atheïsten. Wat doen wij onder minder zware omstan­digheden?

Heeft de liefde tot de wereld ons zó in de greep dat we door het geloof de wereld niet kunnen overwin­nen? Hoe kunnen we invloed op de wereld uitoefenen als we ons te veel door de wereld laten beïnvloeden? Zijn we eigenlijk wel bereid om de uitdaging met de wereld aan te gaan? Worden wij niet te veel door de tijd­geest en het individualisme beheerst? 

Sluit je hart voor de zonde

en kom tot een nieuwe toewijding aan God!

Zie op de opofferende liefde van Christus, en volg Hem na

om in een oorlog van liefde te kunnen overwinnen! 

De Russische gelovigen mochten door Gods genade staande blij­ven en zelfs groeien in de verdruk­king. Ze hadden vaak nog genoeg vrijheid om te kunnen blijven be­staan, maar ook genoeg moeilijkheden om een gemeente te kunnen zijn van de meest toegewijde mensen.

Het bloeiend christendom van de twintigste eeuw is veelal de kerk in de verdrukking geweest. De Hee­re ­gaf een niet te stui­ten evange­li­satiedrang onder de Russische gelovi­gen.

Het ambt van alle gelovigen werd volop uitgeoefend 

In een tijd van geestelijke opwekking is er meestal geen gebrek aan predikers, evangelisten en zendingswerkers. Het is een teken aan de wand als er te weinig arbeiders zijn in de wijngaard.

Er zijn ook nu genoeg velden om te bearbeiden;

maar waar zijn de arbeiders?

Voel je de aandrang van de liefde van Christus in je hart?

Is de nood je al opgelegd?

Paulus ver­klaart in 1 Korinthe 9:16: ‘Als ik het Evangelie verkondig, is er voor mij namelijk geen reden tot roem. De noodzaak daarvan is mij immers opgelegd. En wee mij, als ik het Evangelie niet verkondig!’

Klinkt dit ‘wee mij’ ook al door in ons hart? Zoiets kunt u niet tegenhouden; zoiets doordringt u hele­maal – het is de aandrang van de Heilige Geest; het is de innerlijke roeping tot het werk in de wijngaard van de Heere. In 1 Kor.9:17 geeft Paulus aan dat het beheer van het Evangelie aan hem was toevertrouwd. Welk een voorrecht en grote verantwoordelijkheid hebben wij als God ons het rentmeesterschap of beheer van het Evangelie heeft toevertrouwd! 

Zie op de almachtige Koning! 

Er is kracht buiten onszelf in de Heere Jezus Chris­tus – er is kracht in Zijn bloed! De Heilige Geest leidt en sterkt ons in de roeping die aan ons is toevertrouwd. We gaan hierbij met de heilsgoederen van Jezus om. Wie is hiertoe bekwaam? 

We dienen, hoe dan ook, te zien op de wolk der ge­tuigen, ook de Russische getuigen, en om hen na te volgen. Hierbij moeten we niet zien op ons­zelf, want dan kan het niet, maar op onze machtige Heiland. Hij kan het ons boven bidden en denken schenken. 

Lees dan maar mee de woorden van Hebreën 1­2:1-2:

‘Welnu dan, laten ook wij, nu wij door zo’n menigte van getuigen omringd worden, afleggen alle last en de zonde, die ons zo gemakkelijk verstrikt.

En laten wij met volharding de wedloop lopen die voor ons ligt, terwijl wij het oog gericht houden op Jezus, de leidsman en Voleinder van het geloof.

Hij heeft om de vreugde die Hem in het vooruitzicht was gesteld, het kruis verdragen en de schande veracht en zit nu aan de rechterhand van de troon van God.’