De evangeliserende gemeente

Copyright: Jan A. Baaijens, jongerenpastoraat

Hoe worden wij een wervende gemeente?

   

We staan voor een confrontatie met het huidige digitale tijdperk. Zijn we bereid om de uitdaging aan te gaan? Hoe kunnen we de jongeren met het Evangelie bereiken? Wat kunnen we van anderen leren? In dit artikel komt het aan de orde. Laten we terugkeren naar de zendingspraktijk van de eerste christengemeenten. Laten we ons maar weer gaan houden aan de eenvoudige zendingsopdracht van Jezus aan Zijn volgelingen. Hij is Zelf voor ons het grote voorbeeld om na te volgen! Hij is nog steeds aan het werk. Zie hoe Hij werkt, en volg Hem gehoorzaam in Zijn oogst. 

Denk biddend na over de woorden van het bekende lied:

‘Jezus vol liefde, U wilt ons leiden…

kom tot Uw doel met een ieder van ons.’

Kijk hoe in de vroege kerk het geloof de wereld heeft overwonnen! De Romeinse heidense wereld is in veel opzichten vergelijkbaar met onze huidige cultuur.

                        

De eerste christenen overwonnen deze vijandige samenleving door een oorlog van liefde. En ook in onze tijd zien we volop overwinningen door het Evangelie. Wereldwijd zijn er al decennia lang grote opwekkingen gaande. De grootste oogst aller tijden wordt de laatste 30 jaar buiten Europa binnengehaald! Kijk hoe dit wereldwijd gebeurt.

Er kan teveel kramp zijn. Kramp en zelf­hand­having staan tegen­over geloof. Kerkelijke handha­ving in een geïsoleerde positie staat de werfkracht tegen.

Een kerk die niet werft, die sterft

Soms lijkt het wel dat sommigen kerkbehoud be­langrijker vinden dan zielsbe­houd.

Als iemand krampachtig een handvol zand in zijn hand samen­knijpt om er maar niets van te verliezen, perst het zand er juist tussenuit. Houd die kerkelijke hand maar ontspannen en vlak, dan zal het zand er gewoon op blijven liggen.

God houdt Zijn kerk in stand

 en het geloof verlaat zich op Hem!

Velen proberen nog in het isolement hun kracht te zoeken, maar dat wordt in onze open samenleving steeds moeilijker. De wereld is al volop binnengedrongen in de huiskamers en computerruimtes. We kunnen nu beter de les van Groen van Prin­sterer opvolgen: ‘Tegen de revolutie het Evangelie’. Onze kerk mag best een veilige ‘thuishaven’ zijn, maar het moet ook een goede ‘uitvalsbasis’ zijn!

Overbrug de kloof!

De (post)moderne cultuur en de verleidingen via internet krijgen een steeds grotere invloed op het kerkvolk, vooral op de jongeren. De jongere internetgenera­tie dreigt ons meer en meer te ontglippen en de wereld in te gaan. Hoe zijn ze nog aanwezig in de kerk­banken? Zijn velen daar niet “afwe­zig-aanwezig”?

Er is een kloof ontstaan tussen het postmo­derne levensgevoel en de traditione­le gedachtewereld van veel behoudende christenen. Men zapt tegenwoordig gemak­kelijk van het ene naar het andere programma (en zelfs van de ene naar de andere kerk). Als iets niet meer bevalt, flitst men zo naar iets anders. Zo gaat dat in onze digitale media- en consumptiemaatschappij, waarin men ‘grijpt, bekijkt en weer laat vallen’. Onrustig surft men maar door om aantrekkelijke informatie in te winnen. Velen zijn indivi­dualistisch en consumptief ingesteld.

                  

Hoe kunnen we de kloof overbruggen?

We hebben nog steeds te maken met de problematiek van ‘de kloof’. Er is niet alleen een kloof tussen het wereldse en christelijke denken en leven, maar ook tussen de oudere generaties en de jongerenwereld. De grenzeloze generatie weet in het digitale tijdperk nog maar weinig van de geïsoleerde wereld van reformatorische christenen van de vorige eeuw. De veilige geborgenheid in het warme reformatorische nest wordt steeds minder gevonden. Hoeveel christenen dwalen nog nostalgisch rond in het museum het ouderwetse christendom?

De christelijke traditie kan zich steeds moeilijker handhaven

 in onze snel veranderende samenleving

Door de traditie met een kleine ‘t’ kunnen we de kloof niet overbruggen, maar wel groter maken. We kunnen daarom beter terugkeren naar de traditie van de eerst christengemeenten.

De eerste christenen

In de eerste christengemeenten waren het de gewone christenen die het Evangelie verspreidden op de hoeken van de straten, in de huizen van de heidenen en overal waar ze maar de gelegen­heid hadden. Zodra ze daar tijd voor hadden, waren ze bezig om het Evangelie te verkondigen. We kennen het van de zendingsreizen van Paulus en zijn medewerkers. Hun bevrijdende boodschap klonk door tot in de gevangenissen.

Dr. L. Praamsma schrijft erover in zijn kerkge­schiedenis ‘De kerk van alle tijden’: ‘Het is de onvergankelijke eer van de oude kerk geweest dat de leden van de gemeente, ieder naar gelang van zijn geloof (Rom.12:7), de boodschappers van het Evangelie zijn geweest. ‘Maar heilig God, de Heere, in uw hart’ had de apostel Petrus geschreven, ‘en wees altijd bereid tot verant­woording aan een ieder, die u rekenschap vraagt van de hoop, die in u is, met zachtmoedig­heid en eerbied (1 Petr.3:15­).’ Die regel werd in praktijk gebracht. In de tijd van de avond­schemering van het heidendom spraken christenen met hun hei­dense vrienden over het morgen­licht dat in Christus was opge­gaan en heel hun leven verlicht­te. Wanneer christenen op reis gingen (er waren geen hotels in die tijd), vertelden ze hun gastheer van hun geloofsblijdschap en -verwachting. De vervolging van de gemeente had een averechtse uitwerking: ‘Zij dan, die overal verspreid waren, trokken het land door en verkondigen het Woord (Hand.8:4­).’ De christenen predikten zowel door hun woord als door hun wandel.’ (J.A.B.: De teksten zijn aangehaald in de HSV.)

Een gezond geloofsleven is een getuigend leven

 tot Gods eer en tot nut van onze naasten  

Kom tot hen met een oorlog van liefde

Ik hoorde tijdens de Open Doors dag in 1997 een geweldig getuigenis over de grote opwekking van de laatste jaren in Midden- en Zuid-Amerika. De gelovigen voeren daar “een oorlog van liefde” tegenover de terreur van haat, geweld en angst.

De terroristen vallen in grote aantallen door de pijlen van Gods liefde, die de gelovigen met gevaar van hun eigen leven vanuit Gods Woord mogen afvuren. De protestantse gelovi­gen worden in deze werelddelen al geschat op meer dan tien miljoen.

Zo mogen er ook grote overwinningen zijn in China, waar men de gelovigen in de huiskerken al op meer dan 100 mil­joen heeft ge­schat. Een aantal dat binnen dertig jaar na zware vervol­gingen door Gods wonderbare genade mocht ont­staan. We mogen dus zeker niet spreken van een donkere tijd voor de totale wereldbevolking.

Waar veel opofferende liefde is,

zien we geweldige dingen gebeuren

In de kerkgeschiedenis zijn genoeg voorbeelden te vinden van de zegenrijke effecten door ‘een oorlog van liefde’. Het is duidelijk dat de Heere hier­door overvloedig wil werken. Ik denk hierbij aan het werk van de stichter van het Leger des Heils, Willi­am Booth (1829-1912), in Londen. En wat te denken van de opwek­kingen in de voormalige Sovjet-Unie, waar het communisme na zeventig jaar ten onder ging. De commu­nistische terreur verloor het en in de oorlog van chris­te­lijke liefde mag men daar door Gods genadig handelen nog steeds overwinningen behalen.

In de gettowijken van New York zijn er nog steeds resultaten van een oorlog van liefde te zien onder kinderen, tieners en (ex)verslaaf­den. Honderden toegewijde christenen hebben daar velen uit een wereld van ellende onder het Evange­lie mogen brengen. Door Gods genade en volhardende daden van opoffering en liefde is opwekking ook nog in onze tijd mogelijk.

Laten we daarom toch Christus navolgen,

‘Die het land doorge­gaan is, goed­doende’

(zie in Hand.10:38) 

Toon volhardende daden van liefde

Toon als gemeente volhardende daden van liefde naar de omgeving toe. In een Engelstalig lied wordt gezongen dat de kerk er is tot heling van de natie. In de vroege kerk werd dat gepraktiseerd.

Bisschop Cyprianus werd in het jaar 258 als geloofsgetuige door het zwaard gedood. Deze dappere kerkvader heeft ons een goed voorbeeld van daadwerkelijke navolging en naastenliefde nagelaten: In 251 na Chr. heerste er te Carthago en omstreken een snel om zich heen grijpende ziekte: de pest! En juist in de periode daarvoor had men de christenen op een zeer bloedige wijze ver­volgd. Vele heidenen waren al omgekomen door de pest. Carthago leek ten onder­gang gedoemd. De heidenen durfden de zieken en stervenden niet te verplegen vanwege de angst van besmetting.

Toen kwamen de vervolgde christenen tevoorschijn. Aangespoord door bisschop Cyprianus gingen zij de zieken verplegen. De opgehoopte lijken werden begraven. Cyprianus en zijn gemeenteleden werkten snel en moedig om het algemene verderf af te weren van deze stad. Zij vergolden kwaad met goed. Cyprianus leerde zijn gemeente: “Indien wij enkel aan de onzen liefde bewijzen, doen wij niets meer dan de tolle­naars en de heidenen. Als ware christenen behoren wij het kwade te over­winnen door het goede… ook onze vijanden lief te hebben, zoals onze Heere vermaant; ook voor onze vervol­gers te bid­den. Daar wij uit God geboren zijn, moeten wij ons als kinderen van Gods door navolging van Zijn goedheid de afkomst van onze goede Vader waardig tonen.’ Hun moeite en liefde is door de Heere beloond.

Overwinningen door Gods Woord en het geloof

Wat er ook verandert, Gods Woord blijft actueel en kan nog steeds mensen veranderen. Door de Waarheid zal de misleidende leugen worden overwonnen. We lezen in 1 Joh.5:4-5: ‘Want al wat uit God geboren is, overwint de wereld; en dit is de overwinning die de wereld overwonnen heeft: ons geloof. Wie anders is het die de wereld overwint dan hij die gelooft dat Jezus de Zoon van God is.’ Jezus is de Weg, de Waarheid en het Leven (Joh.14:5). Blijf daarom zien op Hem! Volg Luister naar Hem. Leer van Hem en volg Zijn instructies op. Zie hoe Hij leefde en sprak, en volg Hem hierna na in gelovige afhankelijkheid.

Sluit aan bij de behoeften van onze tijd

In onze huidige cultuur is veel kilheid, individualisme, egoïsme en materialisme. (Met individualisme wordt bedoeld: het voor alles bewaren van de persoonlijke onafhankelijkheid, het stellen van eigen rechten boven die van de gemeenschap.)

Door het verlaten en wegvallen van traditi­onele zekerhe­den ontbreekt veelal het geestelijke houvast en een troostrijke zekerheid met een positief toe­komstperspectief. Het is een heidens modernis­me. Satan zit als de tijdgeest achter het toetsen­bord en bedient de knoppen achter de scher­men. Satan zaait twijfel, speelt in op het zondig egoïsme en verleidt, zoals hij dit al in het paradijs deed. We moeten er rekening mee te houden dat de wereld op een succesvolle wijze aanlokt. Er is een zondig vuur aangestoken, wat de mensen innerlijk verziekt en verteert. De wereld is in vlammen. Het vuur verspreid zich meer en meer. Waar zijn de vurige evangelisten die het reddend Evangelie brengen in een ondergaande wereld in nood?

Hoe brengen wij de waarheid aan het licht? Hoe kunnen wij op een positieve wijze ook aanlokken?

Bied de mensen iets wat meer aantrekkelijk is

Sluit aan bij hun diep­ste gees­telijke behoeften. Stel hun een warm geestelijk leven van liefde en vrede voor in de geloofs­vereniging met de Heere Jezus Chris­tus!

Voor een rusteloze generatie

Zoek daarbij naar aanknopings­punten met de huidige cultuur, waarin veel onzekerheid en eenzaamheid is. Deze eeuw wordt ‘de eeuw der bezorgdheid’ genoemd. De toenemende doelloosheid verzwakt de wilskracht bij de jonge generatie. Er is een zorgwekkend gebrek aan toekomstperspectief. De diepste verlangens van de hunkerende generatie vinden geen bevrediging.

De Rolling Stones vertolkten het indertijd al met hun populaire song: ‘I can’t get no satisfaction’ (Ik kan geen bevrediging vinden). In hun vluchtgedrag proberen veel jongeren zich te verzadigen met het zoute en bittere water van de wereld. Door dit water van teleurstelling raken ze geestelijk steeds meer vergiftigd en verziekt.

Buiten God vind je geen verzadiging en rust

We lezen hierover in Jes.57:20-21: ‘Maar de goddelozen zijn als een opgezweepte zee, want die kan niet tot rust komen, en zijn water woelt modder en slijk op. De goddelozen, zegt mijn God, hebben geen vrede!’

Jongeren en onstandvastige christenen laten zich meeslepen en opzwepen door de tijdgeest. Zij verkeren in een gevaarlijke branding, en hebben geen vaste grond onder de voeten. De wereld speelt in op de gevoelens. Laat je niet meedrijven op deze gevoelens, maar gebruik je gezonde verstand! Let op de uiterst nadelig gevolgen: Je wordt innerlijk verstikt door het vervuilde water. Je kunt niet tot rust komen. Je hebt geen vrede.

Voor een dorstige generatie

Er is een dorstige en rusteloze generatie ontstaan. Tegenover het teleurstellende water van de wereld kunnen we het Evangelie van Jezus Christus stellen. Vanuit Jes.55 klink ons al vanaf het eerste vers tegemoet: ‘O, alle dorstigen, kom tot de wateren!’ In Jes.55 concurreert de HEERE als het ware met de  aanbieders  van het wereldse water. Het heeft iets veel beters te bieden, wat wel kan verzadigen. In het Engels lezen we in Jes.55:2: ‘Why do you spend money for what is not bread, and your wages for what does not satisfy?’

Het voedsel en drinken van de wereld kunnen ons echt niet verzadigen. Uiteindelijk moeten de jongeren het eerlijk toegeven: ‘I can’t get no satisfaction.’ Hier moeten wij op inspelen met de heerlijke aanbiedingen van het Evangelie? Geef de dorstige generatie te drinken! God nodigt hen in Jes.55:2-3: ‘Luister aandachtig naar Mij, eet het goede, en laat uw ziel vreugde scheppen in de overvloed. Neig uw oor en kom tot Mij, luister, en uw ziel zal leven.‘ Lees de verzen in Jes. 55 verder maar door!

Evangeliseer met het Evangelie van Jezus naar buiten toe

Hij is gegeven ‘als Getuige voor de volken, als Vorst en Gebieder voor de volken’ (vers 4). Het volk dat God niet kende, zal door Zijn roepen naar Hem toe snellen (vers 5).

Let op:

Een gelovige is geroepen om anderen tot de Heiland te roepen.

Dat is de evangelisatieroeping van de volgelingen van Jezus. 

Wie zijn we als gelovigen?

Hoe kunnen we aan­sluiten bij de gevoelens, noden en behoeften van onze moderne tijd? De gelovigen en kerken moeten een gepast antwoord gaan geven op deze cultuur, om de mensen weer te lokken. Dit dient te gebeuren in de navolging van Christus, in een oorlog van liefde. In Mattheüs 5:13-16 houdt Christus ons de roeping van Zijn discipe­len en navolgers voor. We lezen daar over de gelovigen: ‘U bent het zout van de aarde’ en: ‘u bent het licht van de wereld’. Je bent het vanzelfsprekend door het volgen van het Licht der wereld: Jezus Christus. Als je Hem niet voortdurend volgt, volg je niet je roeping. Je onteert dan je Meester en geeft een slecht voorbeeld in de wereld. Wil je soms als een uitgedoofde lantaarn over de straat gaan? Nee toch? Jezus roept ons op in Matth.5:16: ‘Laat uw licht zo schijnen voor de mensen, dat zij uw goede werken zien en uw Vader, Die in de hemelen is, verheerlijken.’

Wij zijn geroepen

om als schijnende lichten in deze duistere wereld te zijn!

Als er gebrek is aan positieve uitstraling kan er maar weinig aantrekkingskracht uitgaan naar buitenkerkelij­ken. De bekende Mahatma Gandhi uit India heeft zelf ook een voor­beeld van opofferende daden van liefde voor zijn land gegeven, waardoor hij vrijheid voor India tot stand heeft kunnen bren­gen. Voor­dat hij stierf, heeft hij verklaard: “Het enige wat mij er ooit van heeft weer­houden christen te worden, waren de christenen.” O, wat be­schamend!

Een stad op een berg

De kerk moet voor de wereld zijn als ‘een stad op een berg’ (zie Matth.5:14). Zie hierin de roeping voor iedere plaatselijke gemeente! In onze kille, zakelijke, materiële postmoderne cultuur heeft men behoefte aan persoonlijke aandacht, pastorale benadering, warmte, medeleven, geborgenheid.

In de liefdevolle lichtstad van het christendom behoort er houvast, zekerheid, bescher­ming, warmte, omhel­zing en verzorging te zijn.

Beschijn en doorstraal de mensen 

met licht en warmte,

vanuit de liefde van Chris­tus!

Toon ze houvast en geloofsze­kerheid tegenover de angst en twijfel van de moder­ne, eenzame mens. Geef ze vanuit de Schr­ift een warm geeste­lijk leven door. Dit zijn bijbelse basis­principes om wervend bezig te zijn. Hierin wil de Heere naar Zijn beloften meekomen, ja door middel van zulke grondhou­dingen wil Hij met Zijn Heilige Geest wer­ken.

Het is Gods wil dat de kerk een helder licht zal ver­sprei­den! En dan toch zeker ook voor de huisgenoten, gelo­vigen en jonge­ren die al bij de kerk horen. In een gemeente behoort er liefde en warmte te zijn, zodat men zich erin thuis voelt. Velen voelen zich helaas geestelijk niet meer zo thuis in hun plaatselijke gemeente. Een verkeerde grondhouding in een gemeente kan hier debet aan zijn. Veel christenen worden niet meer beheerst door het gevoelen dat in Christus was en is (zie Fil.2:1-18).

In een huisgezin moet er warmte, aandacht en liefde voor de gezinsleden zijn, en een gezonde voeding, zodat de kinderen gezond kunnen opgroeien. Dan zullen ze zich goed thuis voelen en zich gezond ontwikkelen – zo is het ook kerke­lijk (daarbij zijn natuurlijk goede geestelijke voorbeelden in gezin en familie belangrijk!). Willen we onze jongeren bewa­ren, dan moet er voldoende aandacht, warmte en liefde voor ze zijn. De leer moet aantrekkelijk worden aangekleed met een warm gees­telijke leven.

Laten we onze hoop op God stellen!

Dragen we binnen onze gemeenten wel goede vruchten? Stralen we iets uit van Christus? Hoe zullen onze kinderen en de jongeren heilig jaloers op ons kunnen worden, en hoe zullen ze ons willen navolgen, omdat ze ons als ‘navolgers van Christus’ zien?

Laten we ons­zelf niet overgeven aan doemdenken, maar onze hoop op God stellen. Ja, dat is het waartoe Gods Woord ons oproept. In Psalm 78:5-7 lezen we een duidelijke opdracht voor de Israëlieten en die kunnen wij ook ter harte namen. Ons wordt voor­gehouden: ‘Want Hij heeft een getuigenis opgericht in Jakob, en een wet gesteld in Israël; die Hij onze vaderen geboden heeft, dat zij ze hun kinderen zouden bekend maken; Opdat het navolgende geslacht die weten zou, de kinde­ren die geboren zouden worden; en zouden opstaan, en vertel­len ze hun kinde­ren; En dat zij hun hoop op God zouden stel­len, en Gods daden niet vergeten, maar Zijn geboden bewaren.’ 

Ik geef het verlangen in het gedicht van Enny IJskes-Kooger door:  

     Ik wou dat de kerk weer de kandelaar was   

     die het licht van Gods heiligheid droeg;

     ik wou dat de kerk van haar zonden genas,

     en God om vergiffenis vroeg.  

 

     Ik wou dat de kerk weer het vuurbaken was

     dat ieder de weg wees naar huis.

     Ik wou dat de kerk van haar zonden genas

     en ’t licht wierp op Golgotha’s kruis

 

     Ik wou dat de kerk weer de vissersvloot was

     die mensen zou vangen voor God.

     Ik wou dat de kerk van haar zonden genas

     en deed naar Gods grote gebod.

 

     Ik wou dat de kerk weer de koningsstad was

     heel hoog op de bergen gebouwd.

     Ik wou dat de kerk van haar zonden genas

     en ’t Woord bracht door God haar betrouwd. 

 

     Ik wou dat de kerk ’t licht der wereld nog was.

     Zo helder, zo vrolijk en blij.

     Ik wou dat de kerk van haar zonden genas.

     De kerk?… Maar de kerk dat zijn WIJ.

                                           

Zijn we een evangeliserende gemeente?

De bekende Canadese prediker Oswald Smith adviseert in zijn boek ‘De man die door God gebruikt wordt’ mensen die zich bij een christe­lijke gemeente willen aansluiten: ‘Ik spoor u niet aan om lid te worden van een kerk, maar om u aan te sluiten bij een zielenwinnende zendingsgemeente.’ Hij geeft ook te kennen: ‘Als u naar een dode, vormelijke kerk gaat, zult u bevriezen. Als u naar een kerk met moderne theologie gaat, zult u verhon­geren.’ Volgens hem kan men beter gaan naar een gemeente ‘waar men wordt uitgenodigd om tot bekering te komen en waar zielen worden gered’. Hij spoort deze mensen aan om ‘op zoek te gaan naar zo’n gemeente waar ze een brandend hart hebben voor zielen’. Zijn we daar lid van? Kunnen we zo’n gemeen­te worden?

Hoe een onvruchtbare gemeente werd vernieuwd

In 1876 was dr. Arthur T. Pierson predikant van een grote en rijke gemeente in Noord-Amerika. Deze bestond uit deftige en goedontwikkelde leden, die zich zelf verheven voelden boven de onbekeerde en minder ontwikkelde mensen buiten de kerk. Deze situatie duurde wel 25 jaar. 

De nood van deze onvruchtbare gemeente werd dr. Pierson op het hart gebonden. Door een innige ervaring met God mocht hij geloven dat zijn Koning verandering zou geven. Tijdens een bidstond op vrijdagavond sprak de prediker zijn gemeente ernstig toe, terwijl hij aandrong op bekering. Het praktijkvoorbeeld wat ik aanhaal, komt uit het oude boek “Evangelisatie in theorie en practijk” (blz.178-184) van dr. Pierson.

Op een vrijdagavond, tijdens de gemeentelijke bidstond, sprak Pierson duidelijk en helder over het gebrek van de gemeente, dat ze de plicht hadden verwaarloosd om de buitenkerkelijken te benaderen en op te vangen. Hij maakte daarbij de opmerking, dat het prachtige kerkgebouw de armen, die zich daarin niet thuis voelden, had weerhouden.

De nabijheid van de Heere werd rijk ervaren tijdens deze bijeenkomst. Onder tranen riepen en smeekten zij tot de Heere, om alle hindernissen weg te nemen en mogelijkheden te geven om de onkerkelijke mensen te kunnen bereiken.

Tijdens dit gebed raakte het kerkgebouw in brand. Toch bleef het vuur nog verborgen achter de zoldering. De panlatten hadden vuur gevat door de te warme kachelpijp. De volgende dag (25 maart 1876), in de vroege morgen, sloegen de vlammen naar buiten, en het sierlij­ke kerkgebouw werd verwoest.

Na een vurig gebed van de gemeente

 is het kerkgebouw door brand verwoest

Door de nood gedreven werden de kerkdiensten daarna gehouden in een grote schouwburg. Gedurende de herbouw van de verbrande kerk vond de gemeente daar een onderkomen. In deze schouwburg waren alle plaatsen vrij. Daar was geen drempelvrees aanwezig voor de onkerkelijke mensen. Samen met de christenen luisterden ze naar de prediking van dr. Pierson.

In de schouwburg mocht deze predikant in 16 maanden meer vrucht op zijn prediking hebben, dan in de 16 voorafgaande jaren van zijn bedie­ning. Veel buitenkerkelijken kwamen toen tot bekering. Ook de houding van de gemeentele­den tegenover de onkerkelijke medemensen is toen opmerke­lijk veranderd. De gemeente werd evangelise­rend. Daarna werden ook in de nieuwgebouwde kerk de buitenker­kelijken benaderd en uitgeno­digd. Voor de stad is dit wonder­lijke gebeuren in die tijd een blij­vende zegen geworden.

Spurgeon en een evangeliserende gemeente

Eén van de predikers die de Heere op een bijzondere wijze heeft willen gebruiken tot heil en opwekking van velen is de bekende Engelse puritein ds.C.H.Spurgeon (1834-1892). Bestudeer het leven en werk van deze ‘prins der predikers’ maar eens. Ik wil in dit artikel zijn levensbeschrijving aanbevelen.

Het is goed om de levensbeschrijvingen van opwekkingspredikers en toegewijde evangelisten te lezen. We zien daarin ook de bijbelse principes voor een vruchtbaar geestelijk leven en opwekking.

In de Taber­nacle-gemeente in Londen kwamen er geduren­de Spurgeons prediking en pastoraat 14.691 nieuwe gedoopte leden bij (het waren er gemiddeld 387 per jaar).

                                        

Hij stimuleerde het evangelisatiewerk onder zijn gemeenteleden in Londen. Steeds meer mensen werden door hen naar zijn prediking ‘gelokt’. De Heere zegende dit tot bekering van duizenden. Spurgeon leert ons: ‘Zodra een mens Christus gevonden heeft, begint hij ook anderen te vinden. Ik kan niet geloven, dat u van de honing van het Evangelie hebt gesmaakt, indien u die voor uzelf alleen kunt houden. Ik vrees dat de christelijke kerk veel meer gevaar loopt te ontaarden in deze dagen van rust en voorspoed, dan in de moeilijker tijden. Wij moeten u waakzaam zijn, want wij treden op betoverde grond, en wij zullen waarschijnlijk in slaap vallen tot ons eigen bederf, tenzij ons geloof in Christus werkelijkheid is geworden en onze liefde een heldere vlam.’

Worden de leden in de gemeente getraind om te evangeliseren?

De gemeente van Spurgeon was een evangeliserende gemeente. Het was ook een gezegende gemeente, die veel zegen heeft verspreid. De resultaten zijn bekend. Gelovigen worden geestelijk rijk door het uitdelen van de rijkdommen van hun Koning. Dit bijbelse principe vinden we al verwoord in Spr.11:24, waarin we lezen: ‘Er zijn er die mild uitdelen en nog meer ontvangen.’ Vers 25 geeft ons verder te kennen: ‘Een zegenende ziel wordt verzadigd, en wie te drinken geeft, die zal ook drinken krijgen.’        

Blijf geestelijk warm en vurig

Goede evangelisten zijn bewogen over het heil van verloren zielen. Zij willen in navolging van hun goede Meester vermoeide en belaste mensen helpen en aan de voeten van hun Heiland brengen. Zij zijn vurig van geest door het werk van de Heilige Geest, en willen koude harten verwarmen.

Spurgeon vertelt over twee mannen in een zware sneeuwstorm. Ze raken steeds meer verkleumd en vermoeid. De ene man ziet dat zijn medegenoot de volgende plaats niet meer zal halen. Hij kan alleen verder gaan, zodat reisgenoot zal kunnen omkomen in de ijzige kou. Hij is echter zo bewogen over de ander dat hij hem warm gaat wrijven. Al  wrijvend gaat hij verder met zijn vriend. Zodoende werd hij zelf ook verwarmd, en zijn ze beiden behouden aangekomen.

Blijf geestelijk warm en vurig door anderen te verwarmen

 met de bemoedigende boodschap van het Evangelie

Doe dit met woord en daad. Het Hebreeuwse woord ‘dabar’ betekent zowel woord als daad. De Joden zeiden daarom ook wel tegen iemand die een boodschap verkondigde: ‘Laat je dabar zien. Bewijs je woorden met je daden!’ Jezus heeft dat daadwerkelijk gedaan. Hij verkondigde dat Hij de goede Herder was, Die Zijn leven geeft voor de schapen. Lees maar in Joh.10:14-15. In vers 16 zegt Hij dat Hij nog meer schapen moet binnenbrengen.

Augustinus schrijft: ‘Het zijjn woorden die men moet beleven en doen, en niet alleen lezen (verba vivenda, non legenda).’ Keizer Jovinianus sprak tot de rechtzinnig en Ariaanse bisschoppen in hun strijd over de leer: ‘Ik kan over uw leer niet oordelen. Maar ik kan uw leven oordelen: haar praktijk zal het beste prediken.’ In het Engelstalig gebied wordt gesteld: ‘Preacher, practice what you preach.’

Er is een verband tussen discipelschap, navolging en verkondi­ging. De gelovigen dienen een leerling, volgeling en getuige van Jezus Christus te zijn. De volgelingen van Jezus werden van discipelen dan ook apostelen (gezondenen of zendelingen).  

Het is onze dankbare plicht om te getuigen

Spurgeon wekt ons onder meer op: ‘Laat uw ijver niet vervliegen in een kleine opwelling van een vrolijk lied. Toon uw liefde door duidelijke tekenen. (…) Daar u om Christus’ wil uit vrije genade vergeving hebt ontvangen, ga heen en deel anderen de blijde tijding van de vergevende genade mee. (…) Wees niet met deze onuitsprekelijke zege­ning voor u zelf alleen tevreden, maar verkondig alom de geschiedenis van het kruis. Heilige vreugde en heilige vrij­moedigheid zullen een goed prediker van u maken, en de ganse wereld zal voor u een kansel zijn om in te prediken.’

Opwekkende woorden van Augustinus

Kerkvader Augustinus (354-430) heeft erover geschreven: ‘Welke ware gelovige verkondigt Christus niet? Gelooft u dan dat wij alleen, die hier staan (op de preekstoel), Christus verkondigen en dat u Hem niet verkon­digt? Hij spoort ons verder aan: “Toon aan de mensen wat Christus in de ganse wereld vermocht, door hun te prediken en hen tot de liefde van Christus heen te voeren. Grijp aan, voer, trek tot Hem, wie u ook kunt! Wees ervan verzekerd, dat u hen voert tot Hem, Die aan een ieder die Hem ziet niet anders dan behagen kan, en bid tot Hem, dat Hij hen zal willen verlichten.’

Augustinus wekt ook ons op: ‘Weet, dat het ook uw zaak is om met uw talenten te woekeren (Matt­h.25). Wel kunt u geen winst doen van de plaats waarop wij staan (op de kansel); maar u kunt het overal doen, op welke plaats ook gesteld. U woekert, als u iemand voor de Heere wint. Bekleed mijn plaats in uw huisgezinnen!’

Een vissersboot vol evangelisten

De kerk moet een vissersboot vol evangelisten zijn. Jezus heeft Zijn eerste discipelen geroepen met de volgende woorden: ‘Kom achter Mij, en Ik zal maken dat u vissers van mensen wordt.’ (Mark.1:17). Goede evangelisten zijn vissers van mensen. Jezus maakte van Zijn volgelingen vissers van mensen. Zijn evangeliserende volgelingen moeten door het Evangelie discipelen maken (zoals we lezen in Hand.14:21). Vissers met een hengel vangen één vis tegelijk. Als er veel sportvissers vanaf een boot vissen, worden er eenlingen gevangen, die samen wel veel vissen opleveren. Jezus was Zelf ook wel gericht op eenlingen. In het evangelie van Johannes zie je hoeveel keer Hij in gesprek was met een enkele persoon. Als ieder gemeentelid een enkele persoon buiten de kerk vriendschappijk met het Evangelie blijft benaderen, worden er veel eenlingen bereikt. Het moet worden gedaan met woord en daad. Hij moet er een tweede mijl mee gaan, en iets van zichzelf investeren in het leven van die ander. Dat noemen ze vriendschapsevangelisatie.

Zeker in onze tijd is vriendschapsevangelisatie nodig en effectief

Geroepen gelovigen worden geroepen om ook anderen te roepen tot het heil. Door het werk van de Heilige Geest kunnen deze nieuwe discipelen zelf ook vissers van mensen worden. Een gemeente met weinig mensenvangers heeft minder mogelijkheden om een rijke oogst binnen te halen.   

Er moeten veel handen uit de mouwen worden gestoken om veel vis binnen te halen. Veel gemeenten zijn verkeerd bezig, door te weinig mensen mogelijkheden te bieden om actief te zijn. Zijn er maar weinig ambtsdragers actief aan boord van het kerkschip, terwijl het grootste deel van de bemanning passief in het ruim zit te luisteren? Zijn we een naar binnen gekeerde gemeente, die maar weinig oog heeft voor de buitenkerkelijken? Wordt het net keer op keer in het ruim geworpen, en niet buiten het schip? Dan wordt het tijd om het net eens aan de andere zijde uit te werpen.       

Werp het net uit aan de andere kant

In Joh.21:3 lezen we dat Petrus en andere discipelen gingen vissen. Maar in die nacht vingen zij niets. Er zijn gemeenten die naar eigen inzichten aan het vissen zijn, zonder instructies van Jezus. Zij vissen volgens hun eigen traditie, zoals ze het altijd deden. Zij zeggen dat het een donkere tijd is, maar intussen vangen zij weinig of niets. Ik hoorde van de vrouw van een evangelist dat een uiterst rechtsreformatorische ouderling regelmatig bad in de gemeente: ‘Heere, wij weten dat u geen mensen meer bekeerd, maar wilt u geven dat ons woord in der waarheid is.’ Ik denk dat hem is geschied naar zijn ongeloof.

Het wordt tijd om het net aan de andere kant te werpen

Luister daarom naar de duidelijke instructies van Jezus, al is het tegen ons traditioneel denken in. Hij zei tegen de discipelen in Joh.21:6: ‘Werp het net uit aan de rechterkant van het schip en u zult vinden. Dus wierpen zij het uit en zij konden het niet meer trekken vanwege de grote hoeveelheid vissen.’

Verwacht biddend een grote oogst

Luister goed naar de instructies van Jezus. Zorg eerst maar eens dat er meer diepgang komt in het vaarwater van het kerkschip. Jezus zei tegen Petrus, in Luk.5:4: ‘Vaar naar het diepe gedeelte en werp uw netten uit om te vangen.’ Petrus reageerde: ’Meester, wij hebben heel de nacht gewerkt en niets gevangen, maar op Uw woord zal ik het net uitwerpen.’ Misschien is dat ook wel het probleem van veel kerkmensen: zij hebben in het donker de hele nacht gewerkt. ‘

Houd nu maar eens op met al dat werken! Niet iemand die werkt, maar die gelooft zal het bevrijdende werk van God ervaren (zie Rom.4:5). Laat je leiden door het Licht der wereld, en zeg dan in gehoorzaamheid: ‘Heere, op Uw woord zal ik het net uitwerpen.’ We lezen over het resultaat van gehoorzaamheid in Luk.5:6: ‘En nadat zij dat gedaan hadden, vingen zij een grote hoeveelheid vissen en het net begon te scheuren.’ In de verzen 7-11 lezen we het gevolg. De schepen zonken bijna vanwege de grote oogst.

Is ons kerkschip al bijna gezonken

door de grote hoeveelheid nieuwe vissen?

De discipelen waren verbaasd en bevreesd. We lezen in de verzen 10-11: ‘En Jezus zei tegen Simon: Wees niet bevreesd, van nu aan zult u mensen vangen. En nadat zij de schepen aan wal gebracht hadden, lieten zij alles achter en volgden Hem.’

Is dat geen heerlijke, bemoedigende geschiedenis voor onze gemeente? Ga dan ook in het spoor van het Woord. Werp het net uit op het woord van Jezus. Zie wat Hij gaat doen als je biddend op weg gaat om een evangeliserende gemeente te worden! 

Richard Wurmbrand als zielenvanger voor Christus

Ds. Richard Wurmbrand houdt het alle gelovigen voor: ‘U moet allemaal een zendeling zijn!’ Hij verklaart ons nader: ‘De verkondiging van het Evangelie is niet de roeping van enkele individuen en organi­saties, maar de vreugdevolle plicht van ons allen.’ Wurmbrand weet uit ervaring dat vervolgingen getuigende chris­tenen voortbrengen, vurige kooltjes, die door de Heere ge­bruikt worden om anderen aan te steken met heilig geestelijk vuur. Hij heeft zelf vanwege zijn geloof(sgetuige­nis) veertien jaren in gevangenissen in Roemenië doorgebracht. Wurmbrand heeft daar­bij wrede martelingen moeten doorstaan. Maar door Gods genade mocht hij staande blijven en heeft hij zijn geloof niet ver­loochend. Tot het einde toe mocht hij een blijmoedig ge­loofs­getuigenis afleggen. Hij laat ons weten: ‘Er is dan nog iets ­dat we moeten onthou­den, namelijk dat de ver­volging altijd een beter soort chris­ten heeft voortgebracht, een getuigend chris­ten, één die zielen wint.’

Wurmbrand stelt onom­won­den:

‘Wij moeten nooit ophouden als we een­maal een ziel voor Christus hebben gewonnen.

Want daarmee heeft men nog maar half werk gedaan.

Iedere ziel, die voor Christus gewonnen is, moet zelf een zielenvanger worden.’ 

Ik heb Wurmbrand meer dan dertig jaar geleden horen spreken in een gereformeerde gemeente in Middelburg. Hij was zichtbaar nog verzwakt door de martelingen. Voor zover ik het me herinner wekte hij ons op vanaf de kansel: ‘Als je al vijf jaar christen bent, en nog niet het middel tot bekering van een ander bent geweest, kijk dan maar eens na of het wel echt is bij je.’ Dit heeft mij niet meer losgelaten.

De zendingspraktijk bij de eerste christenen

Over de zendingspraktijk bij de eerste christenen wordt ons het volgende verhaald in de ‘Geschiede­nis der Christelijke Kerk’ (Kaapstad, 1913 – herziene uitgave, door Prof.J.I. Marais): ‘Er waren nog wel geen zendingsgenootschappen en zendingsscholen, maar ieder christen beschouwde zich als een zendeling en gebruikte iedere gelegenheid om getuigenis af te leggen van Hem, in Wie hij geloofde. Er waren ook nog geen zendingskassen, maar deze behoefden ook niet te bestaan, want de uitbreiding van het Evangelie werd door de christenen gehouden voor een gemeenschappelijke zaak, waaraan ieder deel nam. Er waren bovendien altijd mensen genoeg, die vrijwillig hun gehele leven aan het zalige beroep der bekering van de heidenen wijdden, en als evangelisten overal rondreisden, om heinde en ver nieuwe wegen voor de verkondiging van het Evan­gelie te zoeken en te banen.’

Wat is onze roeping?

Het is kenmerkend voor bloeitijden dat er dan heel wat vurige verkon­di­gers van het Evangelie waren te vinden, die men dan ook dank­baar accepteerde.

Waar is hier het navolgen van Christus? Waar is het gevoe­len dat in Christus was en is? Ik bedoel hier het gevoe­len van de Heere Jezus dat wordt vertolkt in Matth.9­:36: ‘Toen Hij de menigte zag, was Hij innerlijk met ontferming bewogen over hen, omdat zij vermoeid en verstrooid waren, zoals schapen die geen herder hebben.’

Kennen wij dit gevoe­len ook? Denk na over wat Hij verder zei tot Zijn discipelen: ‘De oogst is wel groot, maar er zijn weinig arbeiders. Bid daarom tot de Heere van de oogst dat Hij arbeiders in zijn oogst uitzendt.’

Zijn we al beschikbaar en bereid!