E-boek Ontwaakt! Een dringende oproep tot reformatorisch Nederland

Copyright: Jan A. Baaijens, jongerenpastoraat.

Ontwaakt!  Uitgeverij P. Boekhout, Scherpenisse 1997, 

met een voorwoord van ds. W. van Vlastuin en de inhoudsopgave     

BOEK: ONTWAAKT!

Woord vooraf

door ds. W. van Vlastuin

in het door Pieter Boekhout uitgegeven boek:

Het voor u liggende boek heeft mij geraakt. Tijdens het lezen kwam de vraag indringend naar mij toe of ik wel een levend christen ben. Wat gaat er van mij uit? Is er bewogenheid en zelfverloochening in mijn leven? Probeer ik toch niet op heel slinkse wijze mijn eigen leven te handhaven? Leef ik niet te karig uit de volheid van Gods genade? Het lezen verootmoedigde mij, maar gaf tegelijk ook een nieuw verlangen om mijn leven in de dienst van de Heere te besteden.

Om deze reden beveel ik dit boek bij u aan. De auteur stelt onthutsende vragen, maar geeft ook bemoedigende opwekkingen. Hij schrijft pijnlijk ontdekkend over de kwalen in de kerk en het persoonlijk christenleven. Hij geeft ook hoog op van de rijkdom van Gods genade. We proeven in de schrijftrant profetische bezieling en priesterlijke bewogenheid. Er spreekt een diep verlangen uit naar de uitbreiding van Gods Koninkrijk, zowel in de breedte als in de diepte. Eenzijdigheden zijn daarbij niet te voorkomen. Als u de profeten uit het Oude testament leest, treft u geen evenwichtige theologische verhandelingen aan, maar scherpe pijlen die doel moeten treffen. Zo is ook dit geschrift gericht op bepaalde misstanden in de (rechterflank van de) gereformeerde gezindte. Zonder af te doen van het almachtige en onweerstaanbare werk van Gods Geest in het geestelijk leven, signaleert de schrijver verontrustende lijdelijkheid, gepaard gaande met verschrikkelijke wereldgelijkvormigheid. Dat is de spits van dit werk. Ontvang en overweeg het als zodanig. Dit kan alleen biddend voor Gods aangezicht.

Van de Heere is veel verwachting. We lezen in Zijn Woord over een vallei vol dorre doodsbeenderen. Nog minder dan een kerkhof. Wat is het dwaas om hier te gaan spreken. De Heere roept Ezechiel hiertoe. En ziedaar! De beenderen komen niet alleen tot elkaar, er ontstaan niet slechts dode lichamen, maar de Heere geeft Zijn Geest in het binnenste van hen. De gloed van Pinksteren doorstraalt het leven. Zo wordt het persoonlijk leven, de plaatselijke gemeente en de landelijke kerk een stad op een berg. Zou dat niet ons verlangen mogen en moeten zijn? De Heere is machtig om meer dan overvloedig te doen boven alles wat wij bidden of denken!

Opheusden, december 1996

Introductie

In dit boek wordt de geestelijke, godsdienstige toestand binnen de reformato­rische gezindte beschreven.

We komen hierin de volgende reformatorischen tegen:

–       de onbekeerden, die in ongeloof slapen

–       de ingezonken gelovigen

–       zij die wakker, actief en waakzaam zijn

In de Bijbel wordt ons voorgehouden hoe de gelovigen behoren te leven en welke goede geestelijke vruchten ze moeten dragen, tot eer van God en tot nut van de naaste. Men wordt in dit boek op een dringende wijze aange­spoord om veel blijvende vrucht te dragen. Belemmerende faktoren worden aangetoond en bijbelse middelen tot opwekking, herstel en geestelijke groei worden voorgesteld.

INHOUDSOPGAVE                                                 

INLEIDING

GOEDE VRUCHTEN VOORTBRENGEN

TWEE VRUCHTBOMEN

EEN ONNUTTE VRUCHTBOOM

HOGE BOMEN

NAAR DE NORM VAN GODS WOORD

REFORMATORISCHE CHRISTENEN

ER IS HOOP

EEN INDELING VAN REFORMATORISCHE CHRISTENEN

VERSCHILLENDE REFORMATORISCHE CHRISTENEN:

1. DE ONBEKEERDEN, DIE IN ONGELOOF SLAPEN

2. DE INGEZONKEN GELOVIGEN

3. WAKKERE GELOVIGEN

DRAGEN WE VEEL VRUCHT?!

WELKE VRUCHTEN?

 WAAROM DOEN WE HET?

UIT LIEFDE EN GELOOF?

ZO NIET? DAN ZONDE!

EEN BEPERKT GEZICHTSVELD BIJ SLAPENDE MENSEN

WORD HERVORMD IN JE DENKEN!

HET NADEEL VAN DE TWIJFEL

VAN HET GROOTSTE BELANG

ONZE VERANTWOORDELIJKE POSITIE

WEIGEREN OF GEHOORZAMEN?!

DE WAARHEID MAAKT VRIJ

ONZE REFORMATORISCHE ARMOEDE

WIJ, REFORMATORISCHE ZONDAREN

MIDDELEN TOT HERSTELOPWEKKING 

GENADEMIDDELEN

MIDDELEN EN DOEL

STREEF NAAR HET GOEDE DOEL

GEBRUIK DE JUISTE MIDDELEN

GEBRUIK DE MIDDELEN TOT EEN BEPAALD DOEL

WEIGER NIET!

OPWEKKENDE MIDDELEN VOOR ONBEKEERDE CHRISTENEN

HET MIDDEL VAN DE VERKONDIGING

GEEF DUIDELIJKE RICHTLIJNEN

EEN KRACHTIG GETUIGENIS

MENSELIJKE REDENERINGEN

DE NOOD DRINGT!

WIJS HEN DUIDELIJK DE WEG

GODS REDDINGSPLAN VOORHOUDEN

CHRISTUS VERKONDIGEN!

DE WEG NAAR HET KONINKRIJK DER HEMELEN

DE SCHAT IN DE AKKER

EEN EIGENWIJZE LERAAR

EEN EENZIJDIGE PREDIKING

OVERSTROMINGSGEVAAR!

EEN EVENWICHTIGE VERKONDIGING

DE UITVERKIEZING

WAAR BEHOORT HET KABINET TE STAAN?

HOE “RUIM” IS DE NODIGING?

EEN VN-HOSPITAAL IN BOSNIë

VERBORGEN EN GEOPENBAARDE DINGEN

WAT DE HEERE BEHAAGT

DE HAVENMEESTER EN DE ROEKELOZE ZWEMMERS

LAAT JE REDDEN!

WEIGEREN OF AANVAARDEN

DOOR GENADE ALLEEN!

GENODIGD TOT HET GROTE AVONDMAAL

ALS ZE NIET OP JOUW FEEST KOMEN

HOE WORDT ER GENODIGD?

NIET AFWACHTEN, MAAR KOMEN!

EEN RUIM, ONVOORWAARDELIJK AANBOD VAN GENADE

INVLOEDEN VAN “THE MARROW-MEN”

RUIM ZAAIEN… OOK OP ONVRUCHTBARE PLAATSEN

HET NET RUIM UITWERPEN

BIJBELSE CONDITIES

O ALLE GIJ DORSTIGEN

ALLEN DIE VERMOEID EN BELAST ZIJT

BLIJDSCHAP IS GEZOND

EEN MARKTKOOPMAN MET NIEUWE VRUCHTEN

HEB JE GENEZING NODIG?

SLAPERIGE REFORMATORISCHE CHRISTE­NEN

SLAPERIG OF WAKKER?

DE ONDERGRONDSE KERK

WAT WAKKERE GELOOFSGETUIGEN HEBBEN ERVAREN

GELOVIGEN MOETEN GETUIGEN (ZIJN)!

DE EERSTE CHRISTENEN

EN WIJ?

EEN GETUIGENIS VAN DS.WURMBRAND

ZIJN WE ZIELENWINNERS VOOR CHRISTUS?

ZIJN WE NUTTIGE GETUIGEN?

WEES WAAKZAAM!

DOE HET SAMEN

LAAT UW LICHT SCHIJNEN

VERKONDIGT HET EVANGELIE!

HET AMBT VAN ALLE GELOVIGEN

EEN OVERVLOEIENDE BRON

VERKONDIGING IN GEZIN EN OMGEVING

OPWEKKENDE WOORDEN VAN AUGUSTINUS

VOORAL OOK IN EIGEN GEZIN

EEN EVANGELISERENDE GEMEENTE

ONZE DANKBARE PLICHT

VRUCHTEN IN DE WIJNGAARD

EEN ONVRUCHTBARE GEMEENTE

EEN VRUCHTBARE GEMEENTE

EEN LES VOOR ONS

WILHELMUS à BRAKEL OVER “LIEFDELOOSHEID”

BRENGT DAN VRUCHTEN VOORT!

ONDERLINGE LIEFDE

LEDEN VAN ééN LICHAAM

DE EERSTE CHRISTENEN

LIEFDEMAALTIJDEN

ONDERLINGE BIJEENKOMSTEN

PRAKTISCHE RICHTLIJNEN VAN THOMAS BOSTON

GEZAMENLIJK GEBED VOOR OPWEKKING

HET VERENIGINGSLEVEN

ZOEKT ELKAAR OP!

OOK ONZE JONGEREN

AFBREKENDE KRITIEK

“DE LIEFDE VAN VELEN ZAL VERKOUDEN”

VERDEELDHEID OF EENSGEZINDHEID?

KWAADSPREKERIJ

KRITIEK OP DE PREDIKING

SPURGEON EN DE “KRITISCHE” DIAKEN

OORDEELT NIET!

DE SLEUTELEN VAN HET KONINKRIJK

WILHELMUS à BRAKEL OVER HET (VER)OORDELEN

KEN JEZELF!

OOTMOED

EEN ONVRUCHTBAAR WERK

NIET TE VEEL EN NIET TE WEINIG

DE OPWEKKING

WAKKERE CHRISTENEN

STREVEN NAAR EEN IDEAALBEELD

VOORWAARTS, CHRISTENSTRIJDERS!

EEN BRON VAN LEVEND WATER

REINIGING

DE WARE WIJNSTOK EN DE RANKEN

IN DE SMELTKROES

WORDT VERVULD!

GROEI NAAR DE VOLWASSENHEID

GROEIEN IN GENADE EN KENNIS

OM VRUCHTEN VOORT TE BRENGEN

GELOOF EN LIEFDE

SCHULDBELIJDENIS

VEROOTMOEDIGING

NEDERIGHEID

KENMERKEN VAN WAKKERE CHRISTENEN

BLIJFT WAKKER EN WAAKZAAM!

BLIJFT IN CHRISTUS!

WAAROM DEZE DRINGENDE OPROEP?

EN DAT ALLES TOT GODS EER!

 

WAAROM DEZE DRINGENDE OPROEP?…

Ik hoop dat dit boek een bijdrage mag zijn tot eer van God en tot opwekking van de christenen in ons land, en dan met name de reformatorische christenen, in het besef dat alles afhanke­lijk is van de zegen van de Heere God en de werking van Zijn Heilige Geest.

Het is niet mijn bedoeling om de reformatori­sche christenen in een kwaad daglicht te stellen, maar om ze te laten zien dat het momenteel niet zo best is gesteld met een groot deel van hen, namelijk met de op geestelijk gebied slapende en slaperi­ge christenen. Zij hebben duidelijk een opwekking nodig! En de dringende oproep om te ontwaken is dan toch zeker wel op z’n plaats…

Het is daarbij een opwekking tot schulderkentenis en -besef, tot verootmoediging en tot reiniging. Vooral de kerke­lijke hoogmoed, het ten onrecht roemen op het rechtzinnig denken, de liefdeloosheid en het veroor­delen van ande­ren behoort grondig te worden aangepakt en gereinigd. Ik heb onder meer deze zondi­ge zaken onder ons aan de kaak gesteld – en dit uit liefde, opdat er iets goeds uit zal mogen voortkomen…

hopend dat de Heere ons dit gena­dig zal willen verlenen!

Als we (ver) beneden de in de Bijbel voorgestel­de maat leven, dan moeten we dit duidelijk (gaan) beseffen. Er dient daarbij een diep geestelijk gemis te ontstaan en een intens verlangen naar Gods genade en vernieuwing.

Ik heb belemmerende factoren van onze kant genoemd, waardoor de Heilige Geest kan worden weerstaan, bedroefd en zelfs worden uitgeblust, zoals we in de Bijbel kunnen lezen (zie Hand.7:51, Ef.4:30 en 1 Thess.5:19).

Ik heb geprobeerd om aan te tonen dat er een veel dieper, voller, rijker en vruchtbaarder geestelijk leven mogelijk is, waardoor de Heere meer wordt verheerlijkt en onze naasten meer worden gediend. Daartoe dient er een groei te komen naar de geestelijke volwassenheid, wat eigenlijk het normale christe­lijke leven behoort te zijn. De volwassen gelovigen heb ik “wakkere gelovigen” genoemd, en deze ware christenen mogen door Gods genade veel blijvende vrucht dragen, omdat ze blij­vend mogen leven vanuit en door Christus.

Omdat we dit alles wel kunnen voorstellen, maar niet in het hart van de (reformatorische) christenen kunnen inbrengen, zodat ze veel blijvende vrucht zullen gaan dragen, wil ik hierbij opwekken tot gezamenlijk gebed! Er is zoveel meer te ontvangen, omdat de Heere zoveel meer gaven heeft om aan Zijn kinde­ren uit te delen…

VERANTWOORDING 

De oproep tot ontwaken is in dit boek gericht tot individuele reformatori­sche personen. Dit geldt in het bijzonder de onbe­keerden en de ingezonken gelovigen. Daarbij worden ook ter navolging de wakkere gelovigen benoemd. Er wordt opgeroepen tot het dragen van geeste­lijke vrucht.

Ik maak deel uit van de rechterflank van de reformatorische gezindte en moet tot mijn verdriet constate­ren dat men daarin wel heel wat recht­zinnig­heid etaleert, maar dat er helaas veel onbe­keerden en ingezon­ken gelovigen zijn. De kerkelijke hoog­moed wordt aan de kaak gesteld, om de noodzaak van herstel aan te tonen… en dit uit liefde tot de gezindte waartoe ik behoor. Ik voel me geestelijk gedrongen om dit dringende appèl te doen, ondanks alles wat er tegen op kan komen. De nood is mij opgelegd… De bijbelse middelen tot ontwa­ken en herstel worden in dit boek doorgegeven.

In de rechterflank is er wel veel dode orthodoxie, wat zich helaas nog teveel uit in liefdeloosheid, leerstellige scherp­slij­pe­rij, en het onrecht­matig veroordelen van anderen. Het dient echter niet slechts een zaak van het verstand te zijn, maar van het hart! Het moet een beleefd geloof zijn! Hier wordt de vinger bij de zere plek gelegd… De kwaal wordt aangewe­zen, opdat er verlangen zal komen naar herstel. Opdat men de kerke­lijke hoogmoed zal verliezen, ja, dat we met de andere kerkgenootschappen en groepen in het stof van veroot­moediging zullen neerknielen… in een geza­menlijke wederkeer. Wij zijn echt niet beter dan anderen, ondanks alles wat wij aan zoge­naamde rechtzinnigheid laten zien. En dit alles in afhankelijk­heid van de heilzame werkingen van de Heilige Geest, Die een ware opwekking kan geven onder ons. Ik hoop dat de Heere deze oproep zal willen ge­bruiken voor een diep­gaande bezinning, verootmoedi­ging en een geeste­lijk ontwaken onder de christenen.

Ook de prediking (en hoe het wel wordt gebracht) wordt in dit boek uitgebreid onder de loep genomen en aan de Schrift en op de uitwerking en vrucht getoetst. De jongeren moeten het ook goed kunnen begrijpen! Hoe zal dit kunnen verbeteren?! Ik ga hierbij niet uit van rechtzinnige leerstellingen, die als dode orthodoxie niets goeds uitwerken, maar van bij­belse basisprin­cipes. De rechterflank wordt in het boek ge­toetst op de grond­houdin­gen en motieven van het godsdienstig bezig-zijn, ja, op de zichtbare vrucht van de Geest.  

TERUG NAAR DE BEVINDELIJKE WORTELS!

De mensen in de rechterflank van de reformatorische gezindte worden groten­deels ten onrechte “bevindelij­ken” genoemd. De ware bevindelijken zijn slechts de gelovigen, bij wie de liefde van God in hun harten is uitgestort door de heilige Geest – zij zijn gerechtvaardigd uit het geloof, en hebben vrede bij God, door de Heere Jezus Christus (zie Rom.5:1-5).

De “bevindelijken” van nu hebben wortels in het piëtis­me. Laat daarom de rechterflank terugkeren naar de eerste werken van het piëtisme! Indertijd kwam het piëtisme in Nederland naar voren in de nadere refor­matie (W.Te­elinck, Voetius, W.à Bra­kel, e.a.), in Enge­land in het puritanis­me en in Duitsland was dit het piëtis­me van Philip Jakob Spener (1635-1705) en August Hermann Francke (1663-1727). Dit zijn opwek­kingsbewegingen geweest. In mijn boek kom je voor een groot deel dezelf­de uitgangspun­ten tegen als in die bewe­gin­gen. In die tijd was het ook een reactie op de dorre dogma­tische, rationele, leer­stellige dode orthodoxie.

Na het schrijven van mijn boek bemerkte ik pas goed hoeveel overeenkomsten er zijn met de piëtistische uitgangspunten van Spener. In 1675 publiceerde Spener zijn boek Pia Desideria (Vrome Verlangens). In het eerste deel van dit boek toont hij het ingeslopen wereldse bederf in de Lutherse kerk aan. In het tweede deel wijst hij op de mogelijkheid van verbetering van deze ingezonken toestand. En in het derde deel doet hij con­crete voorstellen tot kerkherstel.

Ik noem nu een aantal van zijn voorstellen:

1. Persoonlijke bestudering van de Bijbel, ook door de gemeen­teleden, in kleinere kringen van gelovigen, die tot onderlinge opbouw en samenspreking dienen samen te komen. Vanaf 1670 hield Spener zelf in zijn huis godsdienstige bijeenkomsten tot opwekking van het geestelijk leven. In deze “collegia pieta­tis” wijdde men zich aan gebed, geestelijke gesprekken en aan het verklaren van de Heilige Schrift.

2. Herstel van het algemeen priesterschap der gelovigen (beoe­fening van het ambt van alle gelovigen). Niet alleen de “gees­telijken”, maar alle gelovigen hebben hun taak en verantwoor­delijkheid in de gemeente, die onder meer naar buiten moet komen in “werken der liefde”.

3. Het christendom is niet slechts een “weten”, maar ook een “doen”. Het accent moet meer komen te liggen op de praktijk, in plaats van de theorie. Het gaat dus om praktische vroom­heid.

4. Ga op een positieve manier om met ongelovigen en mensen van een andere geloofsovertuiging. Wees verdraagzamer in godsdien­stige geschillen. Handel niet meer op zo’n disputerende en twistende manier, maar bid voor hen, geef hen een goed voor­beeld, probeer hun hart te winnen, en zet daarna posi­tief de waarheid uiteen. Het gaat dus om het positief getuigen!

5. Onderwijsvernieuwing. Beter onderwijs van toekomstige predi­kers. De universiteiten dienen “werkplaatsen van de Heilige Geest” te zijn. Oefen in de Godzaligheid en niet in het twis­ten over theologische spitsvondigheden.

6. Geen retorisch-geleerde, maar opbouwende prediking. De predikanten dienen zich erop toe te leggen om eenvoudige, opbouwende preken uit te spreken, in tegenstelling tot geleer­de en vernuftige oraties. Wakkere en Godzalige predikers dienen het volk voor te gaan, met betere en stichtelijker preken, waarin wordt aangedrongen op geloof en bekering.

De scholastische godgeleerdheid werd door Luther de voor­deur uitgedreven, maar was in die tijd weer via een achterdeur binnengedrongen.

Het lutheranisme was in die tijd veelal verworden tot dode orthodoxie. Volgens de luthersen werd de wedergeboorte door de doop meegedeeld, en verder kwam het aan op het hartelijk instemmen met de lutherse belijdenisgeschriften, terwijl men daarmee in overeenstemming diende te leven. Verder waren het theologische en ook scholastische scherpslijpers. De theologen kwamen met vele geestelijke onderscheidingen, en probeerden zich te handhaven in eenmaal ingenomen stellingen, terwijl ze hun tegenstanders, en vooral ook de calvinisten genadeloos konden verdoemen. Het onrechtmatig veroordelen van andersden­kende gelovigen k­wam onder hen dus ook veel voor. Zijn er niet veel genoemde zaken te herkennen bij reformatori­schen van nu? En hoe is dit bij ons? 

In het Handboek van de geschiedenis van het christendom lezen we: “Evenals in Nederland was ook daar het kerkelijk leven weggezakt in het moeras van een dode orthodoxie. De vitale inzichten van de reformatoren waren versteend geraakt tot onbuigzame formules. Maar de “nadere reformatie” en het “pi­ëtisme” benadrukten opnieuw de betekenis van de wederge­boorte en een warm geestelijk leven”. (…) “Het piëtisme gaf de lutherse kerk van Duitsland haar vitaliteit terug.” 

Spener mocht voortborduren op de voorloper van het piëtisme, de prediker Johann Arndt (1555-1621), die het boek “Het ware christen­dom” heeft geschreven. Arndt dringt onder meer aan op: wederge­boorte, afstand van de zonde, zelfverloochening, een geloof door de liefde werkzaam, en reinheid van hart, zin en wandel. Het moet niet alleen zijn “Christus voor ons”, maar ook “Christus in ons”. Bij Arndt was de bewustheid van Gods liefde diep, “als de enige grond van alle werkzaamheid tot behoud van de zondaar.” Het geloof overwint de wereld, en zo dient het een levende, overwin­nende, handelende, werkzame en Goddelijke kracht te zijn.

Door het piëtisme is ook de zending ontstaan. Het “werkdadig christendom” kwam met werken van liefde en barmhartig­heid – denk maar eens aan de weeshuizen en scholen te Halle, die vanaf 1695 door ds. A.H. Francke werden opgezet.

Over de latere uitwassen binnen het piëtisme wil ik het nu niet hebben. De eerste opzet is goed en zegenrijk geweest.

En we hebben nu dezelfde zaken nodig, ook in Reformatorisch Nederland! Ook wij moeten terugkeren tot de eerste werken van de reformatie en nadere reformatie. In mijn boek wordt dus opgeroepen tot een nieuw reveil, een vernieuwende herleving!

Daarbij kom ik grotendeels met dezelfde genoemde piëtistische uitgangs­punten. 

In de Bijbel komen we de oproep tot wederkeer ook meer dan eens tegen. Ik wil hierbij wijzen op teksten uit Openb.2 en 3.

Daarin lezen we over de situatie in de zeven gemeenten. In Efeze hadden ze de eerste liefde verlaten. Ze moesten gedenken waar ze uit gevallen waren, zich bekeren, en de eerste werken doen (zie Openb.2:4-5). De Heere gaf de gemeente te Sardis onder meer te kennen in Openb.3:1-3: “Ik weet uwe werken, dat gij de naam hebt dat gij leeft, en gij zijt dood. Wees waken­de, en versterk het overige dat sterven zou; want Ik heb uw werken niet vol gevonden voor God. Gedenk dan, hoe gij het ontvangen hebt, en bewaar het, en bekeer u. Indien gij niet waakt, zo zal Ik over u komen als een dief, en gij zult niet weten, op wat ure Ik over u komen zal.” Verder lezen we over de lauwe toestand in de gemeente te Laodicea en de heilzame adviezen voor deze christenen in Openb.3:14-22. Het gaat dus iedere keer om de werken – daarop worden we beoordeeld… De werken zijn de vruchten. 

In het boek “Ontwaakt!” worden de reformatorische christenen getoetst op de vrucht, op de werken. Verder wordt dringend opge­roepen tot prak­tisch vrucht­dragen. We moeten dus niet langer meer slechts rechtzin­nig theologisch “denken”, maar  ook eens in ge­loofsgehoor­zaamheid en uit liefde gaan doen wat de Heere ons opdraagt! Let er maar eens op wat de Heere ge­tuigt van de gemeente te Thyatire, in Openb.2:19: “Ik weet uw werken, en liefde, en dienst, en geloof, en uw lijdzaamheid, en uw werken, en dat de laatste meer zijn dan de eerste.”

Laat dit ons tot een voorbeeld zijn! Dat het ons innige stre­ven zal zijn om als wakkere gelovigen door Gods genade veel goede vrucht voort te brengen. Hiertoe roept ook het boek “Ont­waakt!” duidelijk op…

Ik wil nu verder gaan op onze “bevindelijke wortels” in het piëtisme, die bevrijdend uitgroeiden vanuit de dode ortho­doxie. Dit kan ook genezend werken binnen de reformatorische gezindte, althans als de Heere het zegent! In het boek van Spener, “Pia Desideria”, toont hij eerst het gebrek in de kerk aan, daarna wijst hij op de mogelijkheid van verbetering, en in het derde deel komt hij met concrete voor­stellen tot kerk­herstel.

Ook binnen onze kring dient er dus openheid te komen. Dit heeft zelfs genezend gewerkt binnen het communistische dogma­tisme in de Sovjet-Unie. Daarin kwam Gorbatsjov ook met “glas­nost”, de openheid, en daarna de “perestrojka”, de hervorming.

Het harde conservatieve communisme werd daardoor ontkracht.In onze kerken bestrijd ik natuurlijk niet de rechtzinnige leer, want daar ben ik het mee eens, maar wel stel ik het onbijbelse leven aan de kaak.

Laat ik het in een voorbeeld duidelijk maken: De leer en de dogmatiek zie ik als het innerlijk raamwerk (geraamte) van de kerk, waar de gemeente haar steun en stevigheid van heeft. Maar zonder “aankleding” van het geraamte van een gebouw is het er niet goed leefbaar. In zo’n kerk zit je op de tocht. Helaas lijden zelfs ware bevindelijke gelovigen aan hun kerk.

Het boek “Ont­waakt!” is daarom ook “een schreeuw om geestelijk leven”. De ethiek, het christelijk leven is de aankleding van het kerk­gebouw, daardoor is er warmte in en ziet het gebouw er aan­trekkelijk uit. Het geraamte blijft voor het zicht welis­waar behoorlijk verborgen, maar het kan niet worden gemist. Zo wil ik in mijn boek oproepen tot het aantrekkelijk aankleden van de rechtzinnige leer met het leven. Dit leven moet zicht­baar worden, het moet een warme aantrekkingskracht en uitstra­ling hebben, ook voor buitenkerkelijken en andersdenkenden. Er moet meer uitgaan van de kerk!

Ik noem nog een voorbeeld. Een gemeente is te vergelijken met een verzameling appels. Appels kunnen rotte plekken vertonen. Over een rotte plek wordt vaak het eerst gesproken. De slechte kwali­teit van een appel kenmerkt men door een rotte plek. Je hebt de neiging om de hele appel maar af te schrijven en weg te gooien als er een rotte plek in zit. Maar het gaat eigen­lijk om de pitten die er in verborgen zitten. Daar is de werkelijke vrucht, waardoor er nieuw leven zal kunnen ont­staan. Nu is het helaas zo dat een rotte appel ook andere appels kan aantasten, als deze daarbij liggen. Daarom moet het rot wel verwijderd worden. Als kerkmensen “appels met rotte plekken” in hun gemeente willen verbergen, door ze onder goede appels te verstoppen, zal het rotte en verkeerde zich zelfs gaan uit­breiden. Het rot moet dus openbaar komen, om te worden verwij­derd. Daarom is “glasnost” nodig voor “peres­trojka”. De kwaal moet worden ontdekt, wil men de nood­zaak van hervorming en opwek­king goed gevoelen. Hoe beter men de kwaal beseft, des te meer men bereid zal zijn om herstel te zoeken. En wie op geestelijk gebied werkelijk herstel en genezing bij de Heere zoekt, die zal het naar Gods beloften toch ook vin­den­!

Nu zijn er voor herstel een aantal verhinderingen, die ook door onkunde en gebrek aan inzicht blijven voortduren: Er is bij veel onbekeerden een verstandelijke (rationele) benadering van de religie. Daardoor zitten er “met een boekje in een hoekje”; men consumeert instemmend met het verstand de overge­leverde waarhe­den, en men waant zich daardoor op een goede weg. Verder wordt er in hun leven geen positieve uitwerking gevon­den. Ook hebben velen een verkeerd “Godsbeeld”. Daar­bij worden bijbelse waarheden onjuist geplaatst (bijv. dat de nodiging wordt beheerst door de uitverkiezing, terwijl deze een “troost achteraf” is, voor de gelovigen). Sommigen menen zelfs dat de na­tuurlijke, onbekeerde mens de geeste­lijke zaken van geloof en bekering wel kan begrijpen. Men denkt dan te weten hoe de Heere een mens be­keert. Daardoor komt het veel­vuldig veroorde­len van gelovigen, die een andere ligging hebben, en aan het avondmaal gaan. Opmerkelijk is het dat er zelfs zijn die al spoedig anders­denkenden als remonstranten aan­merken, terwijl ze zelf “rechts-remonstrants” zijn, omdat ze een voorwaardelijk Evangelie voorstaan. Het “neo-nomianis­me” en het “hyper-calvinisme” hebben helaas al hun duizen­den verslagen, terwijl ze, naar hun zeggen, “eerlijk onbe­keerd” zijn gebleven. Niettemin zullen zij die de weg geweten hebben in de hel met dubbele slagen geslagen worden. Dit is het uiterst trieste in deze zaak! “Het-niet-hebben” wordt zelfs wel gezien als een posi­tief iets. Iemand werd door een ander “zaligverklaard” omdat deze persoon “het-niet-kon-pak­ken”. Hopelijk is deze man inderdaad goed heen, maar we mogen na­tuurlijk nooit zulke zaken als “kenmerken van genade” zien.

Vervolgens is er ook de “kerkelijke angst”, waardoor velen maar gewoon blindelings alles navolgen wat er in hun kerk wordt geleerd en opgedragen. Van misstanden durven ze niets te zeggen, omdat hun positie dan in gevaar kan komen. Ze verber­gen “rotte plekken” angstvallig – voor de lieve vrede… Ook worden bepaalde geestelijke vruchten overgewaardeerd, en dat ten koste van andere geestelijke vruchten, waardoor geeste­lijke groei wordt verhinderd.

De kerkelijke vlag dient de lading te dekken. Durven we onze “lading” wel te tonen, of verbergen we die angstvallig voor hen die buiten ons zijn, omdat er teveel tarra en onreinheid in aanwezig is. Dit is huichelarij! Kom er mee voor de dag. Begin eens schoon-schip te maken! Het is duidelijk dat we allen een diepgaande reiniging nodig hebben. Opwekking zal inderdaad moeten beginnen bij onszelf. En dan zal er ook kerkelijke eenheid kunnen komen, omdat we dan niet meer boven anderen durven te staan. Wat dat betreft zitten we allemaal “in hetzelfde schuitje”. Gezamenlijke verootmoediging en reiniging is hard nodig, om dan ook te mogen komen tot een zegenrijke vervulling door de Heilige Geest. Ja, dan zullen we samen werkelijk de vrucht van de Geest kunnen dragen. Dan zal het leven met de leer overeenstemmen, en de vlag weer de lading dekken.

CONCRETE VOORSTELLEN

Ik wil nu verder komen met concrete voorstellen tot herstel.

In de eerste plaats moeten we ons gebrek dus eerlijk aan het licht brengen. Onze zonden dienen we te belijden… en we behoren ze ook te laten! Laten we eerst maar eens teruggaan naar “af”, om dan een nieuwe, goede “start” te maken. Terug naar de eerste werken, zoals bij de (nadere) reformatie en bij de opwekkingen. In mijn boek heb ik goed gebruik kunnen maken van de Dordtse Leerregels, die als een tweesnijdend zwaard zijn. Ook naar binnen toe zijn ze goed te gebruiken om het verkeerde eruit te snijden. Verder moet ons geloof niet slec­hts uit de rechtzinnigheid, maar veeleer uit de werken gaan blij­ken… want daarop worden we beoordeeld.

Laat ik nu eerst weer een voorbeeld noemen. We kennen allemaal wel een open haard of een kachel. Daarin kunnen kooltjes liggen. Laten we zo’n haard eens vergelijken met een gemeen­te. Het kan zijn dat een groot deel van de kooltjes niet meer brand. Veel kooltjes zijn uitgedoofd en stralen geen licht en warmte meer uit. Andere kooltjes zijn nog vurig en geven dus nog wel warmte. Hoe kunnen nu de uitgedoofde kooltjes worden aangestoken? Dit zal duidelijk zijn: we moeten ze gewoon in aanraking brengen met de vurige kooltjes. Dan kan het vuur binnen de gemeente weer worden aangewakkerd. En als er dan nog in geblazen wordt, laait het vuur goed op, zodat er weer licht en warmte komt in de kamer. Wij weten dat de Heili­ge Geest het heilige vuur in een uitgedoofde gemeente weer kan “aanblazen” en aan­wakkeren. De Heere werkt echter wel door middelen en men­sen. En vurige gelovigen worden veelal het meest ge­bruikt om anderen aan te steken. Zo is het ook in een haard. Waar het meeste vuur is, daar worden de meesten aange­stoken.

De orthodoxe luthersen leerden, dat de kracht van het gepre­dikte Woord niet afhangt van de persoon van de dienaar, omdat zij meenden dat God Zijn genade nooit bindt aan een werktuig, maar piëtis­ten uit die tijd vonden, dat de prediking van een onbe­keerde prediker, ook al was die zuiver, geen vrucht kon afwer­pen. We kunnen er wellicht dit van zeggen, dat het uit de geschiedenis blijkt, dat er wel degelijk verband bestaat tussen het heilige vuur dat in de boodschapper van het Woord is, en de vrucht die de Heere op deze boodschap geeft. Dit is ook schriftuurlijk.

Ik wil alleen al wijzen op twee tekstgedeelten, namelijk Joh.15:2 en 2 Tim.2:20-21. Iemand die vrucht draagt wordt door de hemelse Landman gereinigd, opdat hij meer vrucht drage. Dus een gereinigd vat mag meer vrucht dragen… En wat zal er gebeuren met een ongereinigd vat, die in Christus geen vrucht draagt? Die neemt Hij weg… Verder dient een vat ter ere zichzelf (van deze) te reinigen, “geheiligd en bekwaam tot gebruik des Heeren, tot alle goed werk toebereid”.

In de Dord­tse Leerregels, H.3+4, art.7, lezen we dat door de vermaning de genade wordt meegedeeld, terwijl er verder bij wordt opge­merkt: “en hoe vaardiger wij ons ambt doen, des te heerlijker vertoont zich ook de weldaad Gods, die in ons werkt, en Zijn werk gaat dan allerbest voort.” Daarna wordt God de eer van alles gegeven. Johannes de Doper ging voor de Christus heen, in de geest en kracht van Elias… (zie in Luk.1:17). We zien hoe de Heere erin meekwam. Onbekeerde en ingezonken predikers dienen dus vurige, directe predikers te worden, zoals Johan­nes, zodat ze mogen hopen op veel vrucht!­

Het voorbeeld van de vurige kooltjes wil ik nu aanwenden om de onderlinge samenkomsten aan te bevelen. Dit heeft ds. Spener juist bevorderd. Hij heeft de collegia pietatis opgezet. In ons land werden het de gezelschappen of conventikelen en in Amerika the prayermeetings. Op deze wijze ontstonden er “kerk­jes in de kerk” (“ecclesiola in ecclesia”) – dat waren de vuur­haarden in de gemeenten, die ook anderen aanstaken. Het gees­telijk leven dient bevor­derd te worden, door het heilige vuur van binnenuit… Het moet echter wel zijn tot opbouwing van een gemeente, en niet tot afbraak of afschei­ding! Het is daarom goed dat het door de kerkenraad wordt geaccepteerd en gestimuleerd.

Er moet een geestelijke opleving komen binnen de verschillende kerken. Daardoor zal er ook een nieuwe eenheid mogelijk zijn.

Het Samen-op-weg-proces doet het niet via een heilrijke weg van binnenuit. Via kerkelijke vergaderin­gen is men bezig om buiten­kanten aan elkaar te lijmen, terwijl er innerlijk te weinig aansluiting is. Een goede kerkelijke aansluiting is er alleen te vinden via het Hoofd van de kerk, de Heere Jezus Christus. Door het geloof in Hem kan het lichaam door Zijn besturing pas echt een eenheid gaan vormen. Een lichaam func­tioneert goed als het door het hoofd wordt bestuurd.

In de middellijke weg dienen we “vuurhaarden” binnen de kerken te bevor­deren! Laten we eerst maar eens in het verlan­gen naar opwekking samenkomen, en dat naar het voorbeeld van de eerste collegia pietatis, om samen Gods Woord te onder­zoeken, te bidden en ons bovenal hierin te laten leiden door de Heere. Want we moeten wel in Zijn Naam samenko­men. Daarbij hebben we de belofte uit Matth.18:20, waarin de Heere Jezus ons leert: “Want waar twee of drie vergaderd zijn in Mijn Naam, daar ben Ik in het midden van hen.”

Een interview, reacties en verslagen over de oproep tot opwekking

Interview Koers 1997 over het boek Ontwaakt!

        Een dringende oproep

 tot reformatorisch Nederland

               door Auke Schouwstra

       in de Koers van 21 februari 1997

‘Het kan zo echt niet langer…’

Dit is het zevende boek van Jan Baaijens (40), en het zat al jaren in zijn hoofd. Deze godsdienstdocent, zelf getrouw en levend lid van een bevindelijk-gereformeerde gemeente in Zeeland, maakt zich zorgen over de ingezonkenheid in een deel van de rechterflank van de gereformeerde gezindte. Een opwekking is volgens hem nodig, meer dan ooit. Baaijens weet zich gedreven door de liefde van Christus die voortvloeit uit een persoonlijke bekering. ‘Er kwam een enorme bevrijding over me. Een ongekende blijdschap vervulde mij.’

(Voor de website heb ik de tekst aangevuld met extra kopjes en afbeeldingen, J.A.B. Mijn naam heb ik in het artikel op een aantal plaatsen vervangen met ‘hem, hij’, of door andere aanduidingen.)

                               Ontwaakt!  uitgeverij P. Boekhout, Scherpenisse 1997:

 Aan zijn boek kun je merken dat hij het met vaart geschreven heeft. ‘Ontwaakt!, een dringende oproep tot reformatorisch Nederland’ komt recht uit zijn hart. De observaties duikelen over elkaar heen. Hier is een man aan het woord die veel, heel veel wil vertellen. Aan zijn medekerkleden, aan de predikanten op bevindelijke gereformeerde kansels en aan jongeren in ‘zware’ gemeenten.

Het is hem er niet om begonnen zijn eigen kerkverband een trap te geven. Hij wil juist opbouwend bezig zijn en laat zich daarom voortdurend positief uit over bloeiende gemeenten die niet worden beheerst door dode orthodoxie en wettiscisme. Uit liefde tot alle bevindelijk-gereformeerden heeft hij zijn oproep geschreven, zoals hij hem heeft geschreven.

Hij heeft reden om zich zorgen te maken over de jongeren in bevindelijk-gereformeerde kring. Als godsdienstleraar aan een reformatorische school voor voortgezet onderwijs kent hij ze door en door. Enquêtes in zijn klassen vertellen hem dat het droevig gesteld is met de ‘toekomst’ van de kerk.

‘Tachtig procent van de jongeren begrijpt de preek niet. Dat kom niet alleen door desinteresse, het is ook de moeilijkheidsgraad. Het Evangelie kan zo moeilijk gebracht worden, dat de Waarheid verloren gaat. Thuis, in de gezinnen, wordt er bovendien bij de meesten niet over persoonlijk geloof gesproken.’

‘Tachtig procent van de jongeren begrijpt de preek niet’

‘Er worden nu dezelfde dingen gebracht, in dezelfde woorden, als in de zeventiende eeuw. Terwijl de cultuur volledig anders is. Aan de inhoud van de boodschap doe ik niets af, maar met een andere verwoording van de waarheid zou veel gewonnen zijn. Voor de geestelijke insider is het nog wel te begrijpen, maar de rest neemt het niet op. Die wacht af ‘tot het nog een keer mag gebeuren’.’

 Ze wachten maar af

‘of het nog een keer mag gebeuren’

De auteur van ‘Ontwaakt!’ groeide zelf op in een bevindelijk gereformeerde gemeente die hem niet veel te zeggen had. ‘Ik hield me op zestienjarige leeftijd veel bezig met popmuziek en uitgaan. Ik was zo’n langharig type. De kerk deed me niets. Ik kende geen psalm uit mijn hoofd, was helemaal vreemd van God.’

Diep ongelukkig

‘Dat veranderde toen ik op negentienjarige leeftijd in contact kwam met een vriend die wél geloofde. God werkte een omkeer in mijn leven. Ik weet nog precies hoe het ging. Op 23 oktober 1975 kwam ik bij hem thuis. Hij sprak me toen van hart tot hart aan. ‘Je moet veranderd worden,’ zei hij tegen mij. Terwijl ik was als de rijke jongeling, die het geweldig naar z’n zin had in de wereld.’

‘Maar ik zag wel dat hij gelukkiger was. Het sloeg toen ineens om bij mij. Ik werd diep ongelukkig en ervoer emoties die ik nooit gekend had. Ik zocht naar redding en ging voor het eerst echt naar de preek luisteren in de kerk. Ik snapte nog niet zoveel van bepaalde uitdrukkingen, maar door de honger die ik had, hield ik vol.’

‘Ik zocht naar redding

en ging voor het eerst echt luisteren naar de preek’

‘Ik smeekte om redding en om genade. Er passeerde heel wat. Tot ik iets las over de droefheid nasar God. Dat herkende ik in mijn eigen hart. Op dat moment stroomde er een golf van liefde door mij heen. De Heere liet mij Zijn liefde en nabijheid ervaren. Ik werd gevuld met een volle blijdschap: de Heere weet van mij af! Dat gaf een enorme verandering. Ik ging de preek beter begrijpen, maar had wel last van inzinkingen.’

De blijdschap vond ik bij bij Spurgeon

‘Na het lezen van de oudvaders en de puriteinen ben ik veel Spurgeon en Bunyan gaan lezen. Want ik miste de blijdschap. Het was (voor mij) in de kerk, en ook door mijn eigen schuld, nogal bekommerd en droefgeestig. Ik ontdekte dat dat niet is zoals het behoort te zijn. De schrift spreekt ook van blijdschap en vrede in het geloven.’

De bekende Engelse puritein ds.C.H.Spurgeon (1834-1892):

                  

‘Bij Spurgeon vond ik ‘de blijdschap voor de rechtvaardigen’. Er groeide een sterke hunkering in mij naar meer vervulling. Toen ik 26 jaar was, hoorde ik Psalm 73: ‘’k Zal dan gedurig bij U zijn.’ Toen kwam er een grote bevrijding over me. Een bijzondere blijdschap vervulde mij. Ik heb gedoold in Gods liefde, volkomen hopend op de genade van onze Heere Jezus Christus. God heeft mij vervuld met volle blijdschap. Er was zo’n sterke zekerheid, dat vergeet ik nooit (zolang mijn herinnering  blijft, J.A.B.).  Het is alles onverdiende genade!’

 ’Ik heb gedoold in Gods liefde,

volkomen hopend op de genade van onze Heere Jezus Christus’

Evangeliseren

‘Die blijdschap verandert je geestelijke leven. Ik ben gaan evangeliseren, want ik moest het uitdragen. Ik kon het niet meer voor mezelf houden. Ik ging gewoon de stad in. Dat stimuleerde mij ook enorm. Want als je uitdraagt, ontvang je nog meer. Ik leefde bij het: ‘Zie op Mij, en wordt behouden. Let op de koperen slang’. De grond ligt dan volledig buiten jezelf.

‘Ik kon het niet meer voor mezelf houden’ 

We hebben steeds weer de vervulling van de Heilige Geest nodig, opdat de oude mens in ons het zal verliezen en opdat we veel vrucht kunnen dragen tot eer van God. Mijn bekommering werd steeds meer dat ik vond dat ik zo weinig vrucht droeg. Daarvóór was ik veel meer met mezelf bezig.’

Verlangen naar opwekking

In die tijd bestudeerde ik ook de kerkgeschiedenis. Voor mezelf schreef ik een boek van 300 pagina’s over de begintijd van de christelijke kerk. Want ik voelde heel goed dat er iets ontbrak in de kerk van nu. Ik verlangde naar het geestelijke leven in de begintijd van de christelijke kerk. Ik ben toen meer boeken gaan schrijven. De nood werd mij opgelegd om uit te dragen wat ik ervoer.’

 ‘De nood werd mij opgelegd’

Hij onderzoekt vervolgens de opwekkingsgeschiedenis. Wat hij daarin aantrof, wilde hij delen met zijn omgeving. Zijn verandering werd niet door iedereen begrepen. Het werd aangezien voor activisme. Maar om zijn oproep tot bekering en vrucht dragen kon men niet heen.

Hij richtte zich vooral op de jongeren die hij als docent onderwees. Jongeren waarvan hem desgevraagd bleek dat zestig procent niet persoonlijk bidt of in de Bijbel leest. ‘Ze voldoen alleen aan de uiterlijke verplichtingen, maar ze zijn er innerlijk niet bij betrokken.’

Jongeren moet je persoonlijk aanspreken

Het moet anders, meent hij. ‘Jongeren hebben het persoonlijke, pastorale contact hard nodig. Ze willen individueel benaderd worden.

                                        

In de kerk worden ze vaak te weinig aangesproken. De jongeren blijven wel naar de kerk gaan, omdat het moet en ook wel omdat ze voelen dat het goed is. Maar ze voelen zich niet betrokken bij de kerkdienst, ze ervaren die als saai en onaantrekkelijk. Ook daarom moet de blijdschap in het geloven meer aan de orde komen, zodat ze heilig jaloers kunnen worden op de gelovigen.’

Angst

Auke: ‘U vreest de gevolgen van de verstandelijke manier van geloven in de bevindelijk-gereformeerde gemeenten. Maar onlangs trok hoofdredacteur C.S.L. Janse van het Reformatorisch Dagblad een parallel tussen de Amish-people en de bevindelijk gereformeerden. Hij schreef: ‘Hoewel er onder de Amish sprake is van geloofsafval, is deze qua omvang beperkt, waarbij we ook hier zien dat de strengste richtingen er het beste in slagen hun jongeren vast te houden.’

‘Het is de angst die de mensen vasthoudt’

Baaijens: ‘Maar men wordt vastgehouden door schuldgevoelens en wettische vrees. Het zit in het natuurlijke godsdienstige gevoel van de mens om daaraan toe te geven. Men voelt zich veilig als men de vormen vasthoudt, in de verwachting dat de Heere God in deze weg nog genadig zal zijn. Als men weggaat, is men er zeker van dat men verloren gaat. Het is de angst die de mensen vasthoudt.’

Velen wachten maar af in een dubbelleven

Auke: ‘Ze zitten toch maar in de kerk. Dat is toch beter dan niets.’

‘Ze weten dat God door de middelen werkt. Er zijn natuurlijk ook kerkgangers die daar biddend mee bezig zijn. Maar velen wachten af tot er ‘iets’ gebeurt. Verder is er geen activiteit. Ze gaan niet in op Gods geopenbaarde vraag en eis. Heel wat lijdelijke mensen zeggen aan het eind van hun leven: Ik heb mijn plicht gedaan, het ligt niet aan mijn als ik nu verloren ga, want God heeft mij het geestelijke leven niet gegeven. Zo geven ze heimelijk God de schuld van hun onbekeerd-zijn.’

‘Zo geven ze heimelijk God de schuld van hun onbekeerd-zijn’ 

Auke: ‘Heeft zo’n opmerking van Janse misschien een hoog ‘peace in our time’-gehalte Vrede, vrede, geen gevaar?’

‘Er is een enorme angst voor activisme. Men ziet hoe het de gereformeerde kerken vergaan is. Men houdt het isolement hoog. Maar de cultuur van de wereld krijgt een steeds grotere greep op de mensen. Kijk bijvoorbeeld naar internet. De zondag groeit bij velen steeds verder los van de week. Op zondag bevredigt men zijn geweten in de kerk, men doet deemoedig mee en zit zijn tijd uit. Zo krijg je een leven in tweespalt, dualisme. Het isolement mag er wel zijn, maar men moet ook dienstbaar zijn. Een christen moet getuigend in de wereld staan.’

Ingezonken gelovigen

Niet allen bij jongeren, ook bij veel volwassenen in de bevindelijk-gereformeerde kerken is er sprake van een ‘verstandelijk christendom’. De auteur van ‘Ontwaakt!’ ziet het met zorg aan. Hij erkent dat er wel kerkleden zijn die uit liefde voor de Heere streven naar geestelijk vrucht dragen, maar voor velen geldt: men accepteert de leer wel, maar van een echt geestelijk leven is geen sprake.

Vleselijke en geestelijke christenen

In ‘Ontwaakt’ worden systematisch de oorzaken en de gevolgen hiervan op een ritje gezet. Het boek bevat een schets van ingezonken en wakkere gelovigen. Van vleselijke christenen die in ongeloof slapen’, die ‘met het verstand de overgeleverde waarheden consumeren’, en zich daardoor op een goede weg wanen. En van ‘geestelijke christenen’, die naast de ‘reinigende werking van de noordenwind’ ook de vruchtbare, vervullende en troostrijke werking van de zuidenwind’ ervaren hebben. Zij kunnen getuigen zijn van Christus. De Heilige Geest werkt niet alleen in hen, maar woont ook in hen.

 ’Geestelijke christenen’

kunnen getuigen zijn van Christus

Aan de hand van talloze citaten uit de Bijbel en de Dordtse Leerregels bouwt de schrijver aan zijn these, waarna hij de lezer concrete handreikingen doet om in de weg van de Heere te geraken en tot verandering te komen.

Zijn boek is de weerslag van een jarenlange zoektocht naar verdieping van het geloofsleven, naar de concretisering van de opdracht tot vrucht dragen.

Zondige twijfel mag niet worden gekoesterd

Hij is zich ervan bewust dat in bevindelijk-gereformeerde kerken twijfel teveel als kenmerk van het ware geloof gezien wordt. ‘Zondige twijfel mag niet zó worden gekoesterd,’ zegt hij. Volgens hem komen velen aan het vrucht dragen niet toe. Zijn boek legt daar getuigenis van af. ‘We moeten vasthouden dat geestelijke onzekerheid een onvolwassen toestand in het geloofsleven is. Een rokende vlaswiek moet een rijkelijk door de Heilige Geest gevoede heldere vlam worden, want het is de bedoeling dat de gelovige een helder licht zal verspreiden, schrijft hij.

Voor alles is nodig dat de bevindelijk-gereformeerde erkennen dat er een probleem is in hun kerken, stelt hij. ‘Naast de zuivere leer is er ook het leven. Er moet meer openheid, verootmoediging en schuldbelijdenis komen. Het kan zo echt niet langer.’

‘Is de situatie nu echt zo kritiek?’

Auke: ‘Maar zullen de leiders uit de bevindelijk-gereformeerde gemeenten niet zeggen: Onze kerken zitten ’s zondags toch nog vol? Is de situatie nu echt zo kritiek? Zeker, we hebben wel zorgen, maar mijnheer Baaijens schetst toch wel een erg somber beeld.’

‘Uitwendig gaat het nog wel goed, maar dat is dus vooral dankzij gewetensvorming. Tot 1962 werd er in de Rooms-Katholieke Kerk in het Latijn gepreekt. De mensen bleven naar de kerk komen, al verstonden ze er niets van. Het is ingegrift bij de mensen dat ze er behoren te zijn, maar de kerkgang zegt niets over de kwaliteit van het geestelijk leven.’

Auke: ‘Toch krijg je sterk de indruk dat bevindelijk-gereformeerde jongeren ook door de week wel bezig willen zijn met het geloof. De bondsdagen puilen uit, de avonden van de Stichting Reformatorische Bezinning zijn een doorslaand succes en de SGP heeft de grootste politiek jongerenorganisatie!’

‘Er zitten veel contactzoekers bij. Je kunt daar verkering krijgen. Voor oudgereformeerde en uitgetreden gereformeerde gemeenten jongeren is dit prachtig. Zij hebben zelf geen eigen jeugdwerk. Het wij-gevoel speelt ook mee. Hoewel ik denk dat er onder jongeren een positieve ontwikkeling is. Er is bij hen vraag naar echtheid.’

Slaapneigingen

‘Veel gelovigen in de bevindelijk-gereformeerde gemeenten zijn als planten die teveel in de schaduw staan en weinig voedsel krijgen,’ aldus de schrijver. ‘Daardoor groeien ze langzaam en blijven ze klein.’ Dat komt naar zijn mening onder andere door de manier van preken.

Veel gelovigen staan in de schaduw

 en krijgen te weinig voedsel

‘In de reformatorische hoek komen we in preken helaas teveel onduidelijkheden tegen,’ schrijft hij. ‘Het is daarom ook begrijpelijk dat deze preken zo weinig positieve uitwerking hebben. Als bij saaie, moeilijke en onduidelijke preken zelfs ontwaakte mensen slaapneigingen krijgen, hoe zullen dan dode zondaren hierdoor worden opgewekt?!’ Dit alles neemt niet weg dat er volgens hem ook nog heel wat ‘heldere, opwekkende verkondiging’ is.

Sta naar een radicale, appellerende prediking

De hoeveelheid dogmatische en leerstellige uiteenzettingen over geloof en bekering moet afnemen ten gunste van een meer radicale, appellerende prediking, aldus Baaijens. ‘Welk recht hebben we eigenlijk om de Heere, met eerbied gesproken, ‘de weg voor te stellen’, hoe Hij met ons moet handelen om ons te behouden? Laten we slechts om genade smeken.’

Breng een onvoorwaardelijk Evangelie

Vruchten van het geloof worden veel te vaak als voorwaarden voor het geloof aangemerkt, aldus de auteur. ‘Weg met al die toegevoegde geestelijke stelsels en voorwaarden in onbekeerde of half-ontwaakte mensen! Weg met dat geklassificeer van al-een-eindje-op-weg-zijnde dode zondaren, die al wat meer vatbaar zouden zijn voor de toepassing van het Evangelie! Dit klinkt misschien wel hard, maar ik zeg het uit bewogenheid!’

Als iemand de nodiging laat beheersen door de uitverkiezing, dan werpt hij onnodige blokkades op voor de genodigden. Wanneer een prediker eerst bepaalde hoedanigheden en ‘geschiktheden’ gaat noemen die een zondaar moet bezitten om in het huis genodigd te kunnen worden, dan gaan onbekeerde genodigden in zichzelf naar die zaken zoeken. Dat is rechts-remonstrantisme.’

Wijs ze zonder omwegen de weg!

Het verhaal van de stokbewaarder in de gevangenis toont volgens hem duidelijk aan dat ‘in nood verkerende mensen’ duidelijk en zonder omwegen de weg gewezen moet worden. ‘De stokbewaarder en vele pinksterlingen waren vóór de verkondiging echt nog niet ‘zoekend gemaakt’ naar de genade in Christus. De heidense stokbewaarder lag daarvoor zelfs te slápen.’

Alle soorten dorstige mensen worden genodigd

Een ander sleutelwoord is voor hem de tekst waarin de HEERE zegt (in Jes.55:1): ‘Alle gij dorstigen, komt tot de wateren.’ De schrijver stelt: ‘Dat geldt voor álle soorten dorstigen! Ook voor mensen die dorsten naar de wereld. De Heere God concurreert hier met andere ‘aanbieders’. Hij heeft veel méér, wil Hij zeggen. Dat blijkt uit de volgende tekst: ‘Waarom weegt gijlieden geld uit voor hetgeen geen brood is.’ Hij spreekt dus ook anderen dan bekommerden aan. Het gaat hier gewoon om mensen die hun geld aan heel andere dingen uit wilden geven.’

Eenzijdig

In reformatorische kring doet zich de ‘vreemde tendens’ voor dat men soms ‘weinig-geestelijk-leven’ en ‘het-niet-hebben’ ziet als goede geestelijke vruchten binnen een gemeente, merkt hij. ‘Dan heeft men de Bijbel natuurlijk niet meer aan zijn kant. Niettemin blijkt dat zulke gemeenten door eenzijdige voorlichting en gebrek aan geestelijk leven zo kunnen worden. Dit dreigt ‘het nieuwe geestelijke leven’ te worden: dat je maar diep genoeg voelt dat je het niet hebt. Als je het niet hebt, dan ben je er. Als iemand het niet kan pakken, maar hij is er bekommerd over, dat is hij in de beste staat, hoor je soms zeggen.

 Waar lees je dat in de Schrift?

‘Lees Romeinen 5 maar eens,’adviseert hij. ‘Daar getuigt Paulus ervan: ‘Wij dan, gerechtvaardigd zijne uit het geloof, hebben vrede bij God, door onze Heere Jezus Christus.’ Zó omschrijft de apostel de ware bevindelijken.’

Onjuist schuldbesef

De reformatorische godsdienstdocent zet z’n vraagtekens bij de manier waarop in grote delen van de gereformeerde gezindte omgegaan wordt met het begrip ‘schuldbesef’. Hij stelt: ‘Er wordt wel veel over gesproken, maar het gaat dan niet over de bekommernis dat men zijn doel mist omdat men te weinig vrucht draagt voor de Heere. Men is veel meer bekommerd over de vraag of men voldoende schuldbesef heeft om behouden te worden.’

Onbijbels leven

Hoe zijn boodschap zal landen in de gereformeerde gezindte? Hij is er niet gerust op. In een begeleidende brief bij het manuscript benadrukt hij: ‘In onze kerken bestrijd ik natuurlijk niet de rechtzinnig leer, want daar ben ik het mee eens. Maar wel stel ik het onbijbelse leven aan de kaak.’ In zijn boek schrijft hij:

 ‘Laten we ons niet doof houden voor opbouwende kritiek,

want het gaat om levensbelangrijke zaken!’ 

Bezorgd is hij wel, dat de scherpe analyse die in zijn boek gemaakt wordt de mensen waar het om gaat, zal afschrikken. ‘Terwijl ik het boek geschreven heb uit bewogenheid en liefde tot deze groep, waar ik zelf ook bij hoor. Ik ken mijn eigen onwaardigheid, maar ik wil deze boodschap toch doorgeven.’

Een oproep tot een nieuw reveil

Hij komt volgens eigen zeggen ook niet met iets nieuws. ‘Ik zoek bewust aansluiting bij de traditie van de bevindelijk gereformeerden. Ik wil terug naar de wortels van de Nadere Reformatie en het piëtisme. De eerste opzet daarvan is goed en zegenrijk geweest. En we hebben nu dezelfde zaken nodig, ook in reformatorisch Nederland.

Keer terug naar de wortels van de Nadere Reformatie!

Ook wij moeten terugkeren tot de eerste werken van de Reformatie en de Nadere Reformatie. Mijn boek roept op tot een nieuw reveil, een vernieuwende herleving! Daarbij kom ik met grotendeels dezelfde uitgangspunten als het genoemde piëtisme.’

Vrome verlangens (Pia Desideria)

De auteur constateerde pas achteraf dat zijn boek opmerkelijke gelijkenissen vertoont met het boek Pia Desideria (Vrome verlangens) van de zeventiende eeuwse Duitse piëtist Philip Jakob Spener (1635-1705). Hij citeert uit het Handboek van de geschiedenis van het Christendom:‘Evenals in Nederland was ook daar (in Duitsland) het kerkelijk leven weggezakt in een moeras van een dode orthodoxie. De vitale inzichten van de reformatoren waren versteend geraakt tot onbuigzame formules. De Nadere Reformatie en het piëtisme benadrukten opnieuw de betekenis van de wedergeboorte en een warm geestelijk leven.’

                                   

Spener, voorman van een opwekkingsbeweging in die tijd, wees op de verwereldlijking van de Lutherse kerk. Hij verzette zich tegen de ingezonkenheid, en deed een aantal concrete voorstellen tot herstel. De auteur van Ontwaakt voegt zich in dat spoor. Het veroordelen van medechristenen, liefdeloosheid in het algemeen en kwaadsprekerij in het bijzonder acht hij voor een belangrijk deel de oorzaken van de ingezonkenheid in bevindelijk gereformeerde kring.

 Liefdeloosheid en veroordelen van medechristenen

 zijn oorzaken van de ingezonkenheid

Liefdemaaltijden en gebedssamenkomsten

Wat christenen dan wel moeten doen? Baaijens wijst met nadruk op de praktijk van de eerste christengemeenten, waar ook het houden van liefdemaaltijden bij hoorden. Hij pleit voor het opzetten van gebedssamenkomsten, in de geest van Thomas Boston (prayermeetings), want:

‘door deze middelen kunnen christenen

 in genade, kennis en liefde toenemen’

Het verenigingsleven is ook een middel om het welzijn van de gemeente te bevorderen. Daarnaast wijst hij op de mogelijkheid van het opzetten van een bijbelstudie- of een gesprekskring, waarbij hij ook de deugden van het ‘gezelschapsleven’ memoreert.

Gezinskampen en Bijbelstudies

Het is een publiek geheim dat die gezelschappen, in een nieuwe gedaante, enige tijd geleden al geherintroduceerd zijn. Het is Koers bekend dat sinds een aantal jaren een groep van enige honderden mensen in de rechterflank van de gereformeerde gezindte deelneemt aan zelfgeorganiseerde vakantieweken voor gezinnen. Deze weken, (en ook wel weekends gedurende het jaar) worden gekenmerkt door Bijbelstudie en gebed.

(Toegevoegde tekst: ‘Ik heb vanaf het begin heel wat jaren met mijn gezin deelgenomen aan de gezinskampen. Later ben ik (tot nu toe) betrokken geraakt bij regionale jongerenbijbelstudies. We hebben samen met anderen veel zegen en opleving mogen zien bij deze activiteiten in de laatste twintig jaar. Ik schrijf erover op deze website, bij de subtitels onder ‘Geestelijke opwekking’. J.A.B.)

Het interview gaat verder: Baaijens is blij met dit soort positieve ontwikkelingen. ‘Er is een verlangen naar opwekking en opleving. Bij jonge mensen merk ik meer openheid op, en belangstelling voor het geloof. Binnen bepaalde gemeenten zijn er nu al veel gelovigen die uitzien naar verdieping en verbreding van geestelijk leven. Ik hoop dat de Heere het verlangen naar opwekking zal versterken.’

Bij jonge mensen is er belangstelling

 en een verlangen naar opleving 

Evangelisatiewerk

Mensen die door prediking en Bijbelstudie tot persoonlijk geloof komen, willen dat ook graag uitdragen. Baaijens is in Zeeland betrokken bij een interkerkelijke evangelisatiegroep van zo’n honderd bevindelijk-gereformeerden, waaronder jongeren. Ze verspreiden Bijbels tijdens grote evenementen en in steden als Antwerpen en Gent. Er wordt dan ook geëvangeliseerd.

Vanuit kerken als de Gereformeerde Gemeenten, waar de meeste deelnemers vandaan komen, wordt er met enige argwaan naar de initiatieven gekeken.

‘Maar binnen de gereformeerde gezindte

is er toch een stroming die in deze dingen actief wil zijn’

Dat is heel positief. Het wordt gedeeltelijk geaccepteerd, anderen blijven huiverig. Men is bang dat het te evangelisch is.

Vurige kooltjes

Maar we hebben elkaar, ook hierin, nodig. De vurige kooltjes die in de kachel overgebleven zijn, moeten de andere kooltjes laten opgloeien. De Heere Jezus zegt Zelf: ‘Waar twee of drie vergaderd zijn in Mijn Naam, daar ben Ik in het midden van hen.’

Het evangelisatiewerk leidt niet tot groei van de bevindelijk-gereformeerde kerken In Zeeland. Baaijens: ‘Die stap is te groot voor buitenkerkelijken. Het is voor mij ook niet zo belangrijk dat mensen in een bepaalde kerk terechtkomen.’

 ‘Het gaat mij erom dat iemand door het Woord gegrepen wordt.’

Naar aanleiding van het interview volgt

 in de Koers van 21 februari 1997

het commentaar van redacteur Paul Meinders,

met als titel:

‘Leven achter prikkeldraad’

De boventitel luidt:

‘Als koning angst de kerk regeert’

Ik wil, als schrijver van het boek Ontwaakt!, nu verder ingaan op het commentaar van Paul Meinders. Ik laat belangrijke delen van dit commentaar nu volgen, en geef eerst een korte inleiding:

Paul Meinders geeft al gelijk aan: ‘Er zijn nog altijd kerkverbanden in ons land waarin de angst regeert.’ Hij noemt leidinggevenden die met machtsmiddelen werken ‘christenen van de voorzichtigheid’. Zij proberen volgens hem ‘bij andere gemeenteleden onvoorwaardelijke loyaliteit af te dwingen’. Hij verklaart over bepaalde gemeenten of kerkverbanden:

‘Geestelijke openheid is in deze kerken ver te zoeken.’

‘Zodra iets maar een beetje ‘gevoelig’ ligt, rust er zwijgplicht op het onderwerp.’

J.A.B: Bepaalde kerken streven naar een zogenaamd ‘geordend kerkelijk leven’, waarin alles rustig z’n gang moet gaan, zoals het vroeger was. De leiders van deze kerken kunnen zichzelf zien als de bewaarders en bewakers van de aloude waarheid. Deze waarheid ligt vast in preken van oudvaders en predikanten van het eigen kerkverband. Het komt voor dat exegetische normen zijn ontleend aan gezelschapstheologie en de geestelijke ervaringen van toonaangevende voorgangers en predikanten. Bepaalde teksten worden dan uitgelegd naar ‘de bevinding van Gods volk’. Bij de uitleg moeten we altijd Schrift met Schrift vergelijken.

De bevinding moet Schriftuurlijk zijn

Een gemeentelid merkte eens op over een voor hem ‘te lichte predikant’, dat hij Schriftuurlijk preekte, daar was niets op aan te merken. Hij voegde er echter aan toe: ‘Maar Gods volk leert het anders.’

Machtsmiddelen of genademiddelen?

Het gebruik van machtsmiddelen komt voor van rechtsreformatorisch tot in pinkstergemeenten.

We behoren voor alles en boven alles te werken met genademiddelen!

En als er tucht moet worden uitgeoefend, dan moet deze medisch en niet juridisch zijn. Medisch is helpend en helend. Juridisch is vergeldend.

Paul Meinders schrijft in zijn commentaar: ‘Is het Koers erom te doen deze kerkverbanden kapot te maken? Geenszins! Wel zou ik alleen die de Heere vrezen willen oproepen te bidden voor de levende lidmaten die lijden onder de kerkelijke verdrukking en geestelijke vervolging, die misschien niet bedoeld wordt, maar wel het resultaat is van de slaafse onderwerping aan koning angst.’

Hij geeft verder aan: ‘Christenen hebben de dure plicht elkaar niet te benauwen met een onesize-korset. Laten wij ons liever hand in hand verwonderen over de diepgaande werking van de Heilige Geest, Die tegen de verdrukking in binnen de kerken van de angst gevonden wordt. Laten wij voor elkaar bidden in het vurige verlangen dat wij dezelfde genade ontvangen, opdat de gewenste eenheid niet van buitenaf wordt opgedrongen, maar van binnenuit in broederschap en liefde gestalte krijgt.’

Wensen en adviezen

Dat zijn wijze wensen van Paul. We moeten misschien wel nuanceringen aanbrengen. Binnen bepaalde gemeenten kunnen leiders zijn die met machtsmiddelen werken, terwijl andere broeders in de kerkenraadbank juist met genademiddelen willen werken. In een geval van veroordeling komt het meerderheidsbesluit van de kerkenraad naar buiten. De pijn van de veroordeling en afwijzing wordt dan diep ervaren door gemeenteleden.

Doordat in zulke gemeenten sommige ambtsbroeders tientallen jaren toonaangevend zijn binnen een kerkenraad, is er weinig verandering en verbetering mogelijk. Er zijn ouderlingen die 40 of zelfs 50 jaar dienen, waarvan sommigen zelfs een lintje ontvangen. Dit kan tot leiden tot ‘heersen over de gewetens’ van medebroeders en gemeenteleden.

Dit werkt angst in de hand

Koning angst kan dan de kerk gaan regeren. We moeten ook hierin de geestelijker boosheden in de lucht geen voet geven, of mogelijkheden tot infiltratie bieden.

Dienaren van de gemeente

Er zijn ook voorbeelden van ambtsbroeders die vele jaren goed regeren, en daardoor eer mogen ontvangen. We lezen in 1 Tim.5:17: ‘Laat ouderlingen die goed leiding geven, dubbele eer waard geacht worden, vooral aan hen die arbeiden in het Woord en in de leer.’

Niettemin is het verstandig en goed voor een gemeente als de ambtsbroeders na een bepaalde tijd periodiek aftreden en daarna een tijd gewoon gemeentelid zijn. Als ze goed hebben geregeerd kunnen ze daarna weer in het ambt worden gekozen. Dit is goed geregeld in de Dordtse kerkorde. Het gaat hier en daar mis als men zich hierin niet houdt aan de voorschriften van de DKO. Daardoor komt er gemakkelijker heerschappij in de gemeenten. Het is bij de voorgestelde periodieke aftredingen dan ook geen ‘eerverlies’ als je niet wordt herkozen na vier of zes jaar dienen. Als iemand goed heeft gediend in de gemeenten, zal hij na verloop van tijd wel weer kunnen worden gekozen in het ambt.

Hij heeft dan binnen zijn gezin weer wat meer tijd gehad als man en vader. Hoe gaat het trouwens binnen de gezinnen van ambtsdragers die lang regeren? Iemand die in de gemeente dient, moet zeker ook goed dienen binnen zijn gezin! (zie 1 Tim.3:4 en 12).

Houd een ambtsdrager nog genoeg tijd over voor zijn gezin?

Hoe een opziener, ouderling of diaken moet zijn kunnen we lezen in de pastorale brieven van Paulus. Lees maar in 1 Tim.3:1-12 en Titus 1:5-9.

De evangelische broeders kunnen ook hierin veel leren van de DKO over de regering van de gemeente.

Voorgangers en predikanten zijn de dienaren van het Woord en de gemeente. Zij worden ‘gecontroleerd’ op leer en leven door de ouderlingen (die dus periodiek behoren af te treden).

Dienen in liefde

Geestelijke leiders moeten naar het voorbeeld van hun goede Meester leren dienen in liefde. Lees maar eens voor jezelf Luk.22:24-27. Jezus leert Zijn volgelingen daar dat zij niet zoals de koningen van de volken moeten heersen. Jezus geeft aan in vers 26: ‘Bij u echter moet dat zo niet zijn, maar de belangrijkste onder u moet als de jongste worden en wie leiding geeft als iemand die dient.’ De Koning van de kerk spreekt in vers 27 van Zichzelf: ‘Ik echter ben in uw midden als Iemand Die dient.’

Dienen wij naar het voorbeeld van Jezus?

Koning Jezus geeft ons een duidelijk voorbeeld bij de voetwassing van Zijn discipelen in Joh.13. In vers 12 zegt Hij tegen Zijn leerlingen: ‘Ziet u wat Ik aan u gedaan heb?’ Hij leert hen en ons verder in de verzen 13-17: ‘U noemt Mij Meester en Heere, en u egt het terecht, want Ik ben het. Als Ik dan, de Heere en de Meester, uw voeten gewassen heb, moet u ook elkaars voeten wassen. Want Ik heb u een voorbeeld gegeven, opdat ook u zult doen zoals Ik voor u heb gedaan. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Een slaaf is niet meer dan zijn heer, en een gezant niet meer dan hij die hem gezonden heeft. Als u deze dingen weet, zalig bent u als u ze doet.’

Gemeenteleven achter prikkeldraad

Paul Meinders gaat in zijn commentaar verder door op de angst die er kan zijn binnen bepaalde gemeenten.

Waar komt deze angst vandaan?

Waarom kan deze angst zolang aanhouden en doordringen tot in de nageslachten. Hoe kunnen we er van worden verlost, en kan er weer een gezond geestelijk gemeenteleven komen?

De commentator van Koers geeft aan: ‘Soms zit de angst voor onbeheersbare processen onvoorstelbaar diep. Zo diep dat alleen de genade van de Heere Jezus Christus ons kan verlossen van de verkeerde mentaliteit die ons van generatie op generatie is overgedragen en die in sommige gevallen een stuk van de persoonlijkheid lijkt te vormen.

Een belangrijk kenmerk van een leven achter prikkeldraad is een onbestemde angst voor de Heilige Geest. Juist het gegeven dat de Geest van God waait waarheen Hij wil, is heel bedreigend voor mensen die het geestelijk leven willen plannen, rubriceren en vastleggen. Spreekt iemand vrijmoedig over de werking van de Geest, dan associëren bange mensen dit al gauw met allerlei wind van leer en geestdrijverij.’

Angst of vertrouwen?

Paul leert ons verder: ‘Vertrouwen op God is niet griezelig. Zeker, levende christenen kunnen van tijd tot tijd bepaalde aspecten van het geestelijke leven over- of juist onderbelichten. Er zijn nu eenmaal verschillende standen in het leven van de genade. Daar hoeven we helemaal niet zenuwachtig van te worden. We hoeven het niet eens te plaatsen binnen onze denkkaders. Zolang het maar bijbels is.

Acht een ander hoger

Het commentaar in Koers gaat verder: ‘Als God in Zijn kinderen de lamp eens verdraait, is dat een blijk van Zijn soeverein en vrijmachtig welbehagen. Dat doet Hij opdat wij daar allemaal van leren. God geeft die genade niet om onze broeder of zuster, die aangenaam is in hetgeen hij of zij heeft, door middel van onze scherpe tong naar beneden te drukken.

Veel beter is het om de ander uitnemender te achten dan onszelf. Als wij dat geheim bevindelijk leren verstaan, legt koning angst als vanzelf zijn scepter neer.’

Vrijheid in de gemeente

Zoals we zien in het commentaar kunnen we door vertrouwen en liefde worden bevrijd van de (onderlinge) angst. Hoe kunnen we als gemeente staan ‘in de vrijheid waarmee Christus ons vrijmaakt’? (Gal.5:1). Je leest over de geestelijke strijd in de gemeente in Galaten 5. De onderlinge onenigheid over wettische en vleselijke zaken was ernstig bij de Galaten. De vleselijke godsdienst wilde het geestelijke leven verwoesten. Daardoor kwam er gebondenheid en strijd.

Er komt weer vrijheid als het geloof door de liefde werkzaam is (Gal.5:6)

Paulus leert de gelovigen in Gal.5:13: ‘Want u bent tot vrijheid geroepen, broeders, alleen niet tot die vrijheid die aanleiding geeft aan het vlees; maar dien elkaar door de liefde.’ Bestudeer Galaten 5 verder maar voor jezelf.

leer te staan in de vrijheid waarmee Christus vrijmaakt!

De vrucht van de Geest

Toets jezelf en de (andere) leiders steeds weer opnieuw aan de vrucht van de Geest in Gal.5:21. Deze vrucht komt voort uit de liefde van God. We lezen in vers 21: ‘De vrucht van de Geest is echter: liefde, blijdschap, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, zelfbeheersing.’

Als de vrucht van de Geest ons leven beheerst,

 zal de angst wijken

In 1 Joh.4:18 wordt ons voorgehouden:

‘Er is in de liefde geen vrees,

maar de volmaakte liefde drijft de vrees uit.’

 

30 juni 1997

Het staat op Digibron:

“We moeten de weg gaan van het stervende tarwegraan”

J. A. Baaijens spreekt voor ERO

over “Opwekking in deze tijd”

NIJKERK – “Een opwekking in deze tijd is zeker mogelijk. Wij moeten dan de weg gaan van het tarwegraan; de grond in en een tweede mijl met een ander gaan. Om met Psalm 65 te spreken: het land wordt wel bezocht, maar wordt het ook begerig gemaakt?” Dat zei de Zeeuwse godsdienstleraar J. A. Baaijens zaterdag in Nijkerk op een landelijke bijeenkomst van het Evangelisch Reformatorisch Ontwaken (ERO).

Van een medewerker

ERO had “christenen die bedroefd zijn over de hopeloze verdeeldheid en liefdeloosheid onder Gods volk” opgeroepen de Heere te smeken om een opwekking. De 35 aanwezigen die daaraan gehoor hadden gegeven, deden dat door middel van gemeenschappelijk schuld belijden, bidden en zingen.

Baaijens, die over “Opwekking in deze tijd” sprak, zei dat hij met zijn onlangs verschenen boekje “Ontwaakt! -een dringende oproep tot reformatorisch Nederland” een bezinning op gang heeft willen brengen. “Onze kerken zitten vol en het Evangelie wordt recht gepreekt, terwijl duizenden mensen in een afwachtende houding leven”, zei hij. “Maar maakt de prediking ook echt begerig?” vroeg hij zich af. “Vaak houden machtsmiddelen de mensen bij de kerk. Het is een soort van nieuwe religie, waardoor er mensen verloren gaan. Jongeren horen wel, maar denken diep in hun hart: “Ik blijf toch in de wereld”. De prediking maakt hen niet begerig”, aldus Baaijens.

Naastenliefde

Vervolgens stelde hij de vraag hoe wij belangstelling kunnen opwekken. “We moeten daarvoor genademiddelen gebruiken”, zei hij. Baaijens zei niet zo gelukkig te zijn met het inzetten van populaire middelen, zoals populaire muziek. Volgens hem gaat het veel meer om het betonen van naastenliefde. “In Hem blijven en in navolging van de Heere Jezus daden van liefde bewijzen. De eerste mijl gaat de Heere zelf, maar de tweede mijl moet je met de ander gaan. Daarvoor moeten we offeren en daar hebben we vaak geen tijd voor”, zei hij.

Baaijens signaleerde heel wat geschipper om het behoud van de kerk en is van mening dat door een starre prediking de kerken leeglopen. “We moeten in de middellijke weg “vuurhaarden” binnen de kerken bevorderen; als vurige kolen verlangen naar een opwekking. We hebben de kracht van de Heilige Geest nodig”, aldus Baaijens. Hij riep de aanwezigen op om de lege vaten klaar te zetten (2 Koningen 4). “Hij maakt ze vol! Loop Jericho maar rond, want als je niet loopt, doet de Heere niets. Klopt, en u zal opengedaan worden. Klem je vast aan de beloften van God. Ga met je schuld tot Hem”.

Heenwijzen

ERO-voorzitter ds H. J. Hegger hield een bijbelstudie over enkele verzen uit Efeze 4. “Het gaat daar om een goed zicht op Gods bedoelingen. We moeten niet alleen Gods heil uiteenzetten, maar daaraan ook consequenties verbinden. Vanuit de leer moeten we ons leven uitzetten en heenwijzen naar die ene Persoon: God de Vader en Jezus Christus als de Weg daartoe”. Het was de predikant leed, “dat wij als kinderen van de Vader zo met elkaar overhoop kunnen liggen”. “Laten wij bidden, niet om de verlichting dóór maar mét de Heilige Geest. Dan zijn wij niet samen met onze ideeën, maar met de Heilige Geest”, aldus ds. Hegger.

***

Recensie over  het boek ‘Ontwaakt!’

in het Reformatorisch Dagblad van 4 maart 1997

door ds. P. Roos

Een dringend en verontrust appèl

Actief ,,wij moeten” behoeft aanvulling van genadig ,,wij mogen”

Een pas verschenen boek met een sprekende titel vraagt onze aandacht: “Ontwaakt!” De kerk schijnt te slapen en het is dringend nodig dat er een ontwaking, een opwekking komt. Het gaat niet over ontwaken als verschijnsel op zich, maar het klinkt aan ons adres als een bevel: Ontwaakt! Daarmee is de toonzetting van het boek gegeven. Er komt een streep onder onze verantwoordelijkheid te staan.

J. A. Baaijens, godsdienstdocent en auteur van het boek, wijst diverse tekorten in de prediking aan. Ik geef enkele ernstige signalen uit dit boek weer.

a. De schrijver wijst op onduidelijkheden in de prediking. Op bladzijde 36 geeft hij enkele voorbeelden. Baaijens kent de prediking zoals die onder ons klinkt, en dat is merkbaar. Zijn analyse is scherp en zijn kritiek is naar mijn mening gerechtvaardigd, al beseft de schrijver te weinig dat hier een spanningsveld ligt, dat niet gemakkelijk te bevatten is. Zaken als verkiezing en verantwoordelijkheid, of kenmerken- en Christusprediking kunnen licht onevenwichtig worden benaderd; dat blijkt zo te zijn in veler prediking en het blijkt ook in zijn eigen gedachten, al zit hij dan stellig niet op dezelfde lijn. Dit hoop ik later duidelijk te maken.

b. Hij signaleert een sterk voorwaardelijke prediking. Het is waar dat rechtzinnige prediking, waarin gewaarschuwd wordt tegen remonstrantisme, juist zelf praktisch vervallen kan in het gevaar waartegen men zich keert.

Eis en wens

c. Bijbelse eisen worden vaak tot wensen. Predikanten spreken vaak in de wensende vorm zonder te laten doorklinken dat God spreekt in de gebiedende wijs. Dat is een groot verschil. Een ernstig verschil. Dat ontkracht het Woord.

Het bevel, de eis, het appèl is nodig! Dan pas kan het ongeloof tot schuld worden. Als de prediker al aangeeft dat een mens het toch niet kan, dan zal het, menselijk gesproken, nooit schuld in de beleving worden. De schrijver laat zeer terecht de uiterste consequentie zien onder de woorden: aannemen of weigeren (blz. 42). Men beseft vaak niet wat dat weigeren inhoudt en hoe snel men met een belijdenis op de lippen toch nog weigert en Gods bevelen trotseert en tart. We maken helaas te vaak onderscheid tussen geboden die ten koste van alles niet mogen worden verzaakt (denk aan bevelen vanuit de wet), terwijl we de absolute eis van de Heere inzake geloof en bekering toch eigenlijk met tamelijk grote gemoedsrust verwerpen.

Hoe verlammend kan een rechtzinnige gemeente niet werken op de prediker, die soms tastbaar aanvoelt dat mensen volledig buiten schot willen blijven. We hebben dan voor de ernstigste ongestalte onze schriftuurlijke onderbouwing. Heeft de duivel niet een ”bijbels” stelsel uitgedacht om daardoor de kerkelijke zondaar naar de hel te leiden?

Zelfvoldaan

d. Er leeft een sterk gevoel van zelfvoldaanheid onder ons (vanwege rechtzinnigheid en bevindelijkheid). We houden ons op de been, door de tekorten en verkeerdheden van anderen breed uit te meten. ,,O, dat verschrikkelijke monster van onze kerkelijke en leerstellige hoogmoed”, schrijft Baaijens. ,,We nemen wel vele malen de term “bevindelijk” in de mond, maar, hoe paradoxaal ook, waarin zien we die bevinding nu duidelijk in onze gemeenten? Dat moest op zijn minst onrust verwekken onder ons. Er zijn “bevindelijk beknelde” mensen”. (blz. 51).

e. Vruchten van het geloof worden tot voorwaarden voor het geloof (blz. 49). We menen zelf iets te moeten opbrengen en we wachten op het verkrijgen ervan, wat slechts uit God en Zijn genade op het gebed verkregen kan worden.

Het hier geschetste is maar een greep uit het gebodene. Men kan er veel van leren. U voelt misschien, precies zoals het mij verging, een vorm van verzet en afwijzing in u opkomen. Weer iemand die zijn eigen kringen de rug toekeert. Toch willen we het boekje niet zomaar terzijde schuiven. Neem de geuite zaken diep ernstig. Als er 10 procent waarheid in zou schuilen, dan zou u er nog van wakker moeten liggen. Voor mij gaat het om meer dan die 10 procent. Als het goed is, grijpt het ons aan en schudt ons geestelijke huis op zijn fundamenten.

Generaliserend

Kan er niet iets tegenover gesteld worden? Valt het niet wat mee? Zouden we de zaak niet wat kunnen afzwakken? Zeker, en als ik enkele opmerkingen maak, doe ik het alleen met de bedoeling de nood te onderstrepen. Niet om de plooien glad te strijken.

Baaijens schrijft generaliserend over de gereformeerde gezindte; hij komt met name vaak met de jeugd in aanraking. Toch is die gezindte breder dan hetgeen de auteur ervan weet. Wordt zijn visie niet te veel bepaald door ervaring met een deel van die gezindte? Wil de Heere ook niet dat we beginselen van Zijn werk met dankbaarheid mogen onderkennen? Al zijn het misschien enkelingen, toch zijn er leesbare brieven onder ons, mede dankzij het goede dat de Heere geeft in rechtzinnige en bevindelijke vertolkingen van Gods getuigenis. Ik ken gelukkig verschillenden die het ideaal van Baaijens benaderen.

Moet er ook niet een gevoel van deernis zijn met de schare van ons gereformeerde kerkvolk, dat ook worstelt met de vele vragen en er zich echt niet allemaal maar makkelijk van afmaakt? De tijden zijn moeilijk en bedrieglijk genoeg.

Ik vraag me in dit verband af hoe Baaijens bijvoorbeeld over de jeugd denkt. De jeugd geeft ons, ook mij, een hoopvol besef van Gods werk. Hij deelt die mening wel, maar soms lees ik zinnen die dit weerspreken.

Nieuwe wet

Verder kan de lezer niet echt aan de indruk ontkomen dat ook Baaijens soms erg voorwaardelijk spreekt, al is dit niet de doorgaande lijn. Er lijkt bijvoorbeeld een “neonomistische trek” verborgen te liggen in een zin als deze: ,,We mogen Gods eisen en opdrachten aan ons nooit ontkrachten door zaken van de Heere te vragen die Hij van ons vraagt. De Heere geeft genade en schenkt vergeving van zonden, maar wij moeten geloven en ons bekeren” (blz. 46). Hier staan grote vraagtekens bij. Ook ietwat beeldbepalend voor zijn aanpak.

Trouwens, er staat vaak in dit boek: ,,We moeten…”. Dat doet denken aan een wettische opzet! Ik meen dat hier een tekort in dit werk ligt, al wijs ik het boek als zodanig daarmee geenszins af. Doordat Baaijens inzet bij de vruchten en vrijwel alleen spreekt over de heiligmaking, dreigt hij te vervallen in een Arminiaans aandoend appèl. Er is echter meer. Desondanks houdt hij ons terecht een spiegel voor. Paulus mocht en moest ook vragen: ,,Gij wordt een jood genaamd en rust op de wet…!” En: ,,De naam van God wordt om uwentwil gelasterd” (Romeinen 2:17, 24). Op die tweespalt wijst de schrijver onmiskenbaar eerlijk en terecht.

Het tekstmateriaal dat de schrijver gebruikt, past in zijn gedachten. Het zou goed zijn juist die teksten die door zijn doelgroep verkeerd worden toegepast, in het goede licht te plaatsen. De nodiging tot de bruiloft is een goede zaak, maar die man zonder bruiloftskleed dan (blz. 44)? Dat verklaart toch veel van de schroom die leeft onder ons?

We zien hier iets gebeuren wat zo vaak al gebeurde: in onze kritiek kunnen we soms weer te ver doorschieten naar een andere vorm van overaccentuering, hetgeen dan de lezers weer schampere opmerkingen ontlokt. Dat moet echter niet.

Taxatie

In het tweede deel van het boek spreekt Baaijens over ingezonken geloofsleven. Een actueel en noodzakelijk onderwerp in deze tijd. Men zou kunnen stellen dat de auteur hier vervalt in de fout die hij zelf signaleert, namelijk het oordelen. Hij geeft een toch wat vertekend beeld. Baaijens gaat voorbij aan hen die een levend besef van hun gemis hebben, terwijl zij toch zichzelf niet kunnen helpen. Levende gelovigen zijn er wel, maar ze zijn er niet veel. Zeker, er moesten er veel meer zijn. Maar de Heere spreekt ook van twee of drie, in Zijn naam vergaderd. Hij ziet op hen. Die enkelingen kunnen tot een grote zegen zijn en worden. We mogen ook de bijbelse realiteit niet vergeten. Noach heeft vrijwel alleen de ark gebouwd. Toen waren er ook geen tien op heel de wereld… Ideaal en werkelijkheid moeten wel op elkaar betrokken zijn. En we moeten toch blijven vasthouden dat een baby toch ook een mens is!

Maar de kern van de zaak is duidelijk: de kerk leeft ingezonken. Hij laat dat duidelijk zien. Met voorbeelden vanuit het verleden. Het betreft weergaven van vroegere gebeurtenissen uit de levens van Wurmbrand, Spurgeon, Boston, Brooks en à Brakel.

Dekmantels

De kerk zal zich deze zaken aantrekken als ze de waarheid verstaat. Gods levende volk zal vooral weten van de hier geschetste kwalen. Opvallend afwijkend gedrag van christenen wordt aangetoond vanuit Gods Woord. Zonden als oordelen, roddelen, slapen worden genoemd, soms gehekeld. We weten dat deze dingen onder vrome dekmantels bestaan en voortwoekeren. Vooral oordelen en roddelen ten gunste van de waarheid lijkt gelegitimeerd.

Deze zaken bestaan te veel onder ons. De echte gelovige zal dit alles toestemmen. Hij zal ook verstaan dat de Heere nooit te veel vraagt en dat we nooit te veel kunnen geven.

De auteur stelt de eisen hoog en vergelijkt de kerk van nu met de kerk onder andere omstandigheden, zoals vervolgingen en revivals. Dit komt vooral in het derde deel aan de orde. Het geloof zoekt de hoogste vergelijking te kunnen doorstaan. Dan wordt het gevoeld dat we zelf de oorzaak zijn van alle dofheid en traagheid. Dan kan er een hartstochtelijk verlangen bestaan naar meer water uit de rivier des levens, meer kennis van het bloed en de Geest van Christus, meer bediening van bovenaf, meer vervulling met Gods Geest, meer verzoening met God door Jezus Christus. Dan moeten ook alle kussens onder de oksels worden weggerukt, hoe kerkelijk en vroom deze ook zijn. Daarom neem ik de intentie van de schrijver over.

Uitweg

Maar nogmaals, dat is vanuit de mens niet op te lossen. Het is goed dat Baaijens het feilen scherp toont. Dat kan leiden tot ontdekking, tot bewuste inleving van het gemis. Dat kan een einde maken aan de zelfgenoegzaamheid, die heerst onder vele belijders. Daarmee moet echter verootmoediging gaan beginnen. Het kan en moet ons in de schuld brengen, om meer uit een Ander te gaan leven. Maar we kunnen het niet bereiken zonder meer met een aansporing tot activisme.

We kunnen dan alleen nog maar opzien, verwachten en roepen om genade. En daar zal alles van afhangen en daar zal de volle zegen door komen. In het actief verwachten van vrije genade. Daar kan een boek als dit uitnemend toe bijdragen. Ieder is wat bevooroordeeld, maar dat is niet het ergste. Het ergste is als we dit boek terzijde zouden leggen met een oneigenlijke argumentatie, zodat we opnieuw zelfbevestigend bezig zijn geweest. Waar de schrijver terecht wel spreekt van de imperatief (wij moeten), daar wil ik aanvullen met: wij mogen. Dat rust op de genade. Op de Heilige Geest en Zijn werk. Op het volbrachte offer van Golgotha. Laat de schrijver het zien als een aanvulling op zijn gedachten. Ik sluit me graag aan bij de titel van dit boek: Ontwaakt!

N.a.v. “Ontwaakt!”, door J. A. Baaijens;

uitgeverij. Boekhout, Scherpenisse, 1997; 124 blz.; ƒ 10,-