Bijbelstudies over levensvernieuwing en geloof

Copyright: Jan A. Baaijens, jongerenpastoraat

LEVENSVERNIEUWING

Je kunt op aarde al het Koninkrijk der hemelen binnengaan. Er zijn twee mogelijkheden: Je bent nog buiten het Koninkrijk van God, of er al binnen.

Jezus komt nog steeds tot ons met Zijn ernstige uitnodiging: ‘Bekeer u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen’ (Matth.4:17). Hoe kun je dit hemels Koninkrijk binnengaan? Hoe kom je door de poort?

De uitnodiging komt van de Koning van het Koninkrijk. Hij belooft de ingangspoort te openen voor mensen die bidden, zoeken en kloppen. Lees maar eens Luk.11:9-13. In Luk.11:9 spoort Jezus ons aan: ‘Bid, en u zal gegeven worden; zoek en u zult vinden; Klop, en er zal voor u opengedaan worden.’ Wij moeten dit geloven en doen. De Heere zal dan voor ons doen wat wij niet kunnen, namelijk de poort openen. Hij eist van ons geloof en bekering. Geloof je in de betrouwbare beloften in het Woord van God? Geloof je God op Zijn Woord? Doe dan wat Hij van je vraagt!

Ben je het Koninkrijk van God al binnengegaan?

Geestelijk leven met gemis

In de val in het Paradijs is de mens het geestelijk contact God verloren. Een natuurlijk mens, die niet gelooft, heeft nog wel een geestelijk leven. Het is een geestelijke leegte, waarbij Gods aanwezigheid wordt gemist. Van dit geestelijk gescheiden te zijn van God wordt je doodongelukkig!

In deze geestelijke dood

 moet nieuw leven worden geblazen!

 Hieronder volgt een afbeelding van de toestand van het geestelijk leven van een ongelovige.

 

De volgende vier afbeeldingen worden verderop in de Bijbelstudies uitgewerkt.

Het eigen ik op de troon van het hart

Bij een ongelovige zit in principe ‘het eigen ik’ op de troon van het hart. Door de zonde is een mens van nature egocentrisch geworden. Door een goede opvoeding of een zacht karakter kan er veel moois worden bereikt, maar het is meestal vermengd met eigenbedoelingen. De liefde kan op aarde een mens veredelen, zodat hij veel voor anderen kan betekenen. Maar hoe is het met de liefde tot God?

Deze egocentrische mens is trots en vleselijk. Hij leeft geestelijk in duisternis en is ten diepste eenzaam. Hij is vol van zichzelf, maar leeg van God.

Hoe wordt het lege hart en het gemis

 met Gods aanwezigheid vervuld?

Dat zullen wij zien op enkele van de volgende afbeeldingen. Het heeft te maken met levensvernieuwing en geloof. Daardoor komt de liefde van God in ons lege hart. Verlang je er al naar?

Levensvernieuwing

Wedergeboorte en levensvernieuwing worden door Gods onweerstaanbare liefde en genade gewerkt.

Door het Woord en de Geest van God

dringt het Licht en het Leven het verduisterde hart binnen!

Eigenlijk wordt er dan nieuw leven ingeblazen in het geestelijk leven van de mens. Op dat moment is er weer een geopende toegang van het geestelijk leven naar God en Jezus Christus toe. Het verbroken contact is dan weer hersteld. Door het geloof wordt dit Licht ontvangen in het hart. En dan komt de Heere Jezus Christus op de troon van het hart als de nieuwe Koning. Je kunt hierover lezen in Joh. 1:1-18.

Hoe komt er licht en inzicht in de innerlijke duisternis? Je ziet het op de volgende afbeelding:

Jezus nodigt en leert ons in Matth.11:28-30: ‘Kom naar Mij toe, allen die vermoeid en belast bent, en Ik zal u rust geven. Neem Mijn juk op u, en leer van Mij dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart; en u zult rust vinden voor uw ziel; want Mijn juk is zacht en Mijn last is licht.’

Je ziet op de volgende afbeelding wat er kan gebeuren als een gelovige zich weer laten voeden door zijn eigen vleselijke overwegingen.

 

Het eigen ik in de gelovige wil dat weer ‘eigen baas spelen’ en gaan heersen. Dit gebeurt vanuit geestelijke hoogmoed, het zoeken naar eigen ambitie, het geestelijk willen heersen over anderen en het toegeven aan zondige, vleselijke neigingen.

We moeten na onze eerste bekering komen tot een radicale toewijding aan God. We dienen Jezus beslist te volgen en moeten blijven zien op Hem. Dan kunnen we pas overwinnen.

Jezus Christus moet Koning en Overwinnaar zijn ons hart,

zodat je  Zijn licht kunt uitstralen in de wereld

Op de volgende afbeelding zie je dat de gelovige (weer) vervuld is met de genade en liefde van God in Jezus Christus.

 

Het betreft de overwinnende gelovige, die leeft onder de heerschappij van Christus. Hij wil boven alles Jezus volgen en mag wandelen in het licht met Jezus. Jezus leert ons dit ook in Joh. 8:12: ‘Ik ben het Licht der wereld; die Mij volgt zal beslist niet in de duisternis wandelen, maar zal het licht van het leven hebben.’ Dit is de juiste positie die de gelovigen behoren in te nemen.

Wandel als een kind van het licht 

We dienen te wandelen als kinderen van het licht. We lezen hierover in Ef.5:8: ‘Want u was voorheen duisternis, maar nu bent u licht in de Heere; wandel als kinderen van het licht.’ God wil dus bewuste, vrijwillige overgave aan Hem, in je denken, wil, gevoelsleven en psychische leven. Geef Hem (weer) de plaats in je leven waar Hij recht op heeft! Dit is de weg om tot de ware geestelijke vervulling te komen.

Levensvernieuwing, herstel en geloof 

Het geestelijk contact met God wordt door levensvernieuwing weer hersteld in de gelovige. Hoe kan dat in ons gebeuren? Volgens Jak.1:21 moeten we dan met zachtmoedigheid het in ons geplante Woord ontvangen, dat onze ziel zalig kan maken. Daarbij moet je Jezus als Redder en Koning in je hart aanvaarden. We lezen in Joh.1:12-13 over het ontvangen van het levende Woord Jezus Christus: ‘Maar allen die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven kinderen van God te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven; die niet uit bloed, niet uit de wil van vlees en ook niet uit de wil van een man, maar uit God geboren zijn.’

Vanuit het Grieks vertaald betekent aannemen volgens de Studiebijbel in dit verband: ‘als gast ontvangen en opnemen’, met de bedoeling om met de betrokkene tot een blijvende gemeenschap te komen.’

Daarbij past goed het beeld van de Wijnstok en de ranken in Joh.15. Als je in Jezus wordt ingeënt (ingeplant of ingelijfd), en in Hem blijft, zul je als levende rank door Hem worden vernieuwd en gevoed. Het nieuwe leven in je moet door de geloofsverbinding met Jezus verder ook tot groei en bloei komen. Jezus roept de gelovigen op in Joh.15 om in Hem te blijven. In vers 6 legt Hij uit: ‘Ik ben de Wijnstok, u de ranken; wie in Mij blijft, en Ik in Hem, die draagt veel vrucht, want zonder Mij kunt u niets doen.’

Het gaat er om dat we veel vrucht gaan dragen in Hem, tot eer van God. Dat hoort ook bij de levensvernieuwing.

Jezus leert ons in Joh.15:8: ‘Hierin wordt Mijn Vader verheerlijkt, dat u veel vrucht draagt en Mijn discipelen bent.’

  

Wat wordt er in de gelovige vernieuwd?

Hoe zit het met het innerlijk leven? Hoe kom je tot geloof en levensvernieuwing? Wat gebeurt er dan met je? Dit wordt in deze Bijbelstudies uitvoerig behandeld. 

De mens bestaat uit ‘geest, ziel en lichaam’ 

Een mens is geen veredeld dier, maar bestaat volgens de Bijbel uit ‘geest, ziel en lichaam’. We lezen in 1 Thess.5:23: ‘En de God van de vrede Zelf heilige u geheel en al; en uw geheel oprechte geest, en ziel, en lichaam worde onberispelijk bewaard in de toekomst van onze Heere Jezus Christus.’

De geest (pneuma) en ziel (psuchē) van de mens zijn onzichtbaar. De geest is het deel van de gelovige mens, waarmee Gods Geest Zich verbindt (Rom.8:16).

Volgens de Studiebijbel zouden we kunnen zeggen, dat ‘geest’ het Godbewustzijn is, ‘ziel’ het zelfbewustzijn en ‘lichaam’ het wereldbewustzijn. Je kunt in een mens dus onderscheiden: zijn Godbewustzijn (zijn geest), zijn zelfbewustzijn (zijn ik, ego, ziel of psyche) en het stoffelijk deel, namelijk zijn lichaam (het bewustzijn van zijn omgeving). De geest en de ziel zijn onstoffelijk. De zielsuitingen zijn: verstand, gevoel en wil.

In de geest of in je hart kun je de (aanwezigheid van) God en Jezus Christus ervaren, maar ook andere geesten of geestelijke invloeden uit de paranormale of bovennatuurlijke wereld. Je ziet dat op de volgende afbeelding:

De demonen en zondige verleidingen vinden aansluiting bij het grijze gebied van ons denken. Dat is ook zo bij de vleselijke, oude mens in de gelovige. Daarin kunnen de volgende zaken nog behoorlijk aanwezig zijn: onkunde, afwijzing, angst, boosheid, afgunst, twijfel en schuldgevoelens (die ons niet leiden tot Jezus). Satan is volgens Openb.12:10 ‘de aanklager van de broeders’. Zijn demonen spelen een gemeen spel met onze schuldgevoelens. Zij maken ook misbruik van een laag zelfbeeld en zelfbeschuldigingen.  

De invloeden en inspiraties van de Heilige Geest sluiten aan bij het gele denkveld, aan de rechterkant van de afbeelding. Dat is bij de geestelijke, nieuwe mens in de gelovige. Je moet daarbij denken aan: geloof, hoop, liefde, veiligheid acceptatie en kennis. Het is ook het schuldbesef dat ons brengt tot de vergeving door Jezus Christus.

Bij de levensvernieuwing gaat het om het voortdurend voeden van de nieuwe mens,

en het verwaarlozen of laten afsterven van de oude mens

De geestelijke mens

Vóór de val was de mens geestelijk: Hij was op God gericht en de geest overheerste de ziel en het lichaam. Hij herkende God in de merkbare blazende wind (de ruach). In Joh. 3 heeft de Heere Jezus het bij de wedergeboorte ook over de blazende wind. Het Griekse woord ‘pneuma’ betekent zoals het Hebreeuwse ‘ruach’: geest of wind. In Zijn werking lijkt de Heilige Geest op de (blazende) wind.

Ik probeer het te verhelderen door de volgende afbeeldingen:

In de eerste symbolische afbeelding gaat het over de situatie van de mens in het Paradijs. Je ziet dat zijn geest overheerst in het contact naar buiten toe, maar ook in de invloed op de ziel en het lichaam.

In de val in het Paradijs is de mens het beeld van God verloren. Op de afbeelding hieronder zie je hoe de toestand daardoor is geworden. Je ziet dat het lichamelijke en psychische (vleselijke) leven het verduisterde geestelijke leven nu geheel overheerst. Het geestelijk deel is naar God toe niet meer actief. De ongelovige, natuurlijke mens is volgens de Bijbel ‘geestelijk dood in en door de overtredingen’ (Ef.2:1,5, Kol.2:13). In de Griekse grondtekst hoort dit bij elkaar.

Deze geestelijke dood uit zich in een zeer actief leven in overtredingen en zonden. De natuurlijke mens keert zich moedwillig af van God naar de duisternis. Hij mist daardoor het heldere licht van kennis en inzicht. Hij begrijpt de geestelijke zaken niet meer. Je kunt dat zien bij de wijze schriftgeleerde Nicodemus. Bestudeer Joh.3 maar eens bij dit onderwerp! 

Na de zondeval is de levensverbinding en het nauwe contact met God doorgesneden, zodat de zondaar God-loos is geworden.

Je kunt deze situatie vergelijken met het kind, dat met pijn geboren is en los van de moeder is geraakt (moeder-loos). Waar zal dit kind nu deze meeste moeite mee hebben? De problemen liggen dan op psychisch en lichamelijk gebied. De baby zal op lichamelijke en psychische pijnen en ongemakken reageren en niet actief zijn op geestelijk gebied. Daarom moet een ongelovige geestelijk worden vernieuwd door wedergeboorte en geloof.

Opdrachten

1. Wat kun je in de mens onderscheiden als het gaat over het (on)stoffelijke?

2. Waar komen de gedachten, woorden en daden uit voort?

3.  Waarom wisten Adam en Eva zich zo veilig en voelden ze zich thuis in het Paradijs?

4.  Om welke reden heeft Christus het in Joh. 3:8 over de blazende wind?

5. In de eerste symbolische afbeelding gaat het over de situatie van de mens in het Paradijs. Je ziet dat zijn geest overheerst in het contact naar buiten toe, maar ook in de invloed op de ziel en het lichaam. 

a. Hoe was het gesteld met de niet-gevallen mens in het Paradijs, wat betreft de geestelijke, psychische en lichamelijke gezindheid en gesteldheid?

b. Waarom was de mens toen nog geestelijk?

6. Je zou het kunnen vergelijken met een nog ongeboren kind (embryo) in de moederschoot. (Let wel: Nicodemus had het ook over een terugkeren in de moederschoot en opnieuw geboren worden, in Joh. 3:4).

In hoeverre is zo’n kind één met de moeder? 

In de tweede afbeelding gaat het over de situatie waarin de gevallen mens verkeerd.

Je ziet dat het lichamelijke en psychische, oftewel vleselijke leven het geestelijke, verduisterde leven nu geheel overheerst.  

7. Na de zondeval is de levensverbinding en het nauwe contact met God doorgesneden, zodat de zondaar God-loos is geworden. Je kunt deze situatie vergelijken met het kind met pijn geboren is en los van de moeder is geraakt (moeder-loos).

a. Waar zal dit kind nu deze meeste moeite mee hebben?

b. Waar liggen zijn problemen nu: op geestelijk, psychisch of lichamelijk gebied?

c. Wanneer gaat de baby huilen?

d. En waarom ervaart deze baby geen probleem op geestelijk gebied? (Let hierbij op het verduisterde deel van de tweede afbeelding.)

8. Wat is er door de zondeval veranderd in de gevallen mens, op geestelijk, psychisch en lichamelijk gebied? (Zie weer de tweede afbeelding.)

9. Hoe is volgens de Dordtse Leerregels, H. 3 en 4, art. 1, er juist ook op psychisch en emotioneel gebied veel veranderd?

Let daarbij op de bovengenoemde zielsuitingen (bij de verdere uitleg en opdrachten).

10. Heeft ‘het dood zijn in zonden en misdaden’ duidelijk ook te maken met de wil? (Betrek hierbij D. Leer., H. 3 en 4, art. 3.)

Let er op dat volgens de Bijbel een zondaar ‘dood is in de misdaden’, in Ef. 2:1, 5 en Kol. 2:13 (Zie ook Jes. 64:6). De Studiebijbel verklaart bij Efeze 2:1, dat het geestelijk dood zijn ‘niet een passief, maar juist een zeer actief leven in overtredingen en zonden’ is. Je kunt geestelijk dood of geestelijk levend zijn. In Rom. 6:11 lezen we dat een gelovige dood moet zijn voor de zonde, ‘maar  levend voor God in Christus Jezus’.

Je bent geestelijk dood of geestelijk levend

11. Wat betekent het dat een zondaar actief geestelijke dood is?

12. (Als bekering achtereenvolgens een verandering is ‘in denken en doen’, waar ligt dan ‘the bottleneck’, het grote probleem, in het hardnekkig tegenstaan van het Evangelie door een zondaar?

13. Waarom is ‘het geestelijk dood zijn’ geen belemmering voor God en het Evangelie van Jezus Christus om iemand geestelijk levend te maken? (Betrek hierbij: 1 Petr. 2:6 en Joh. 5:24-25.)

Opdrachten over wedergeboorte

Lees eerst samen Joh. 3:1-21

14. Wie was Nicodemus? (Zie Joh. 3:1, 10, Joh. 7:46-52.)

15. Wat is er verder van hem bekend? (Zie ook in Joh. 3 en Joh. 19:38-42.)

16. Waarom zal hij zoveel hoogachting voor Jezus hebben gehad, ‘als een Leraar van God gekomen’? (vers 2)

17. Om welke reden zal hij ’s nachts tot Jezus zijn gekomen?

18. Ondanks zijn wijsheid en verstandelijke benadering (‘wij weten’), komt toch zijn onkunde naar voren. Hoe dan wel?

19. In het Grieks is ‘opnieuw geboren worden’ ‘gennēthēnai anōthen’. Het woord anōthen kan zowel ‘opnieuw’ alsook ‘van boven’ betekenen. In Joh. 1:13 staat er ‘uit God geboren’.

Waarom is deze wedergeboorte zo belangrijk voor ons? (vs 3).

20. Wat betekent het dat de wedergeboorte tot stand komt ‘door Woord en Geest’? (Zie hiervoor de Dordtse leerregels H. 3 en 4, de eerste gedeelten van art. 11 en 12.)

21. En wat houdt de wedergeboorte in en gebeurt er bij deze levensvernieuwing? Wat gebeurt er met name met het hart en met de wil? (Zie Dordtse leerregels H. 3 en 4, art. 11 en 12.)

22. Waarom zijn de bekering en het dragen van goede geestelijke vruchten de beste tekenen en kenmerken van de wedergeboorte?

Geestelijke vruchten zijn goede kenmerken van wedergeboorte 

23. Waaruit kan iemand (zeker) weten dat hij wederom geboren is? (Betrek bij je antwoord de H. Cat., vr. en antw. 86.)

24. Waarom is volgens antwoord 86 het dragen van geloofsvruchten ook belangrijk?

25. Wat hebben in dit antwoord geloofszekerheid en dankbaarheid met elkaar te maken?

Geloofszekerheid en dankbaarheid zijn nodig bij het dragen van veel vrucht

26. Hoe komt het belang van het dragen van geestelijke vrucht en geloofszekerheid naar voren in 2 Petr. 1:3-11?

27. Lees de Dordtse Leerregels H. 3 en 4, art.4.

a. Wat is er na de val in de mens ‘aan enig licht der natuur nog overgebleven’?

Lees art. 5 van H. 3 en 4 van de Dordtse Leerregels.

b. Wat betekent het dat ‘de wet geen herstellingsmiddel aanwijst en geen kracht toebrengt om uit de ellendigheid te geraken’?

28. Een zondaar is geneigd om in de zonde te vallen. Je moet de meeste pennen vasthouden, anders vallen ze om; ze zijn geneigd om te vallen. Hoe kun je dit voorbeeld vergelijken met een niet wedergeboren godsdienstige jongere?

Levensvernieuwing of dressuur?

29. Veel opvoeders zijn als het ware bezig om vooral jongeren te dresseren (of af te richten). Dit doe je dus ook bij een hond. Je kunt best veel regels aanleren en de gewetens vormen.

a. Wat is volgens jou het verschil tussen levensvernieuwing en dressuur?

b. En waarom is dressuur (africhting) niet goed genoeg om in een rechte verhouding te kunnen komen tot de Heere God?

30. Hoe komt het dan dat toch veel mensen beginnen met goede regels en wetten, dus met: wat zullen wij doen? en niet met de vraag: hoe zal ik Hem ontvangen?

Vraag jezelf steeds weer af:

Hoe zal ik Hem ontvangen?

31. Waarom heeft juist de Heilige Geest, als de Ruach, te maken met wedergeboorte en levensvernieuwing?

32. Hoe kan de eerste afbeelding  over lichaam, ziel en geest weer worden veranderd in de tweede afbeelding over geest, ziel en lichaam bij een gevallen zondaar? (Betrek hierbij de uitdrukking: ‘ergens nieuw leven inblazen’.)

In de wedergeboorte wordt er nieuw leven geblazen

in onze geest

33. Hoe kun je ‘in de blazende wind’ (‘Ruach’) gaan staan? (Betrek hierbij wat er bijvoorbeeld gebeurde tijdens de Pinksterdag.)

Je kunt ook het geluid (the sound) van de blazende wind horen (Joh. 3:8, Hand. 2:2). We lezen in Rom. 10:18 dat het stemgeluid van de Evangelie-predikers over de gehele aarde is uitgegaan. (In het Engels: ‘Their sound has gone out to all the earth…’) Zorg dat je ‘het geklank van de Koning’ leert kennen! (Ps. 89:16).

34. Hoe herken je het geluid van het Evangelie?

 

Hoe wordt het hart vernieuwd?

Bij de wedergeboorte dringt het Evangelie-licht door Gods onweerstaanbare genade het verduisterde hart binnen! Door het geloof wordt dit Licht ontvangen in het hart. En dan komt de Heere Jezus Christus op de troon van het hart als de nieuwe Koning. Dan is het pas echt licht in het hart.

Nu volgen er weer een aantal afbeeldingen om het duidelijk te maken:

Wie zit er op de troon van je hart?

Hoe is het eigenlijk gesteld met een natuurlijk, egoïstisch mens?

Dat zie je op de afbeelding 1 hieronder: 

IK OP DE TROON VAN MIJN HART

Het hoogmoedige en zelfzuchtige ‘ik’ wil eigen baas blijven.

Het hart is donker.

35. Hoe kun je nu zelf op de troon van je eigen hart zitten?

a. Wat betekent dit in de praktijk van het dagelijks leven?

b. En hoe staat zo’n zondaar eigenlijk tegenover ‘het recht dat God als Schepper’ op hem heeft?

36. Wat is er nu op tegen om de Heere Jezus als Koning op de troon van je hart te hebben?

37. En waarom is het nu juist voordelig om Hem als Koning in je leven te hebben?

38. Waarom is op afbeelding 1 de ronde stip onder de stoel zwart en donker?

Op afbeelding 2 hieronder zie je wat er gebeurt bij de geestelijke vernieuwing:

JEZUS KOMT OP DE TROON VAN HET HART

Bij de wedergeboorte en door het geloof komt Jezus op de troon. Het ‘ik’ wordt dan aan Hem onderworpen. De gelovige gaat Jezus volgen en eren.

Het is licht in het hart.

39. Hoe komt het dat dit rondje op afbeelding 2 wit en licht is?

40. Bij de wedergeboorte wordt Jezus ‘Verlosser en Heer’ (dat is Koning) in het hart en leven. Wat betekent dit?

41. Een gelovige moet en mag Jezus ook aanvaarden als Verlosser en Koning.

Je moet Jezus aanvaarden

als Verlosser en Koning 

a. Wat is in het geestelijk leven op langere termijn (gevoelsmatig) gemakkelijker: om Hem te mogen hebben als Verlosser of als Koning? Waarom?

b. Waar kunnen er gemakkelijker problemen ontstaan bij de gelovige?

42. Wat is het verschil tussen wedergeboorte en levensvernieuwing?

GEESTELIJK OF VLESELIJK?

Bekering is eigenlijk ook het antwoord (het amen zeggen) van een gelovige op Gods verborgen werking: het is een positieve reactie op de Goddelijke actie. Hierbij hoort echter wel een blijvende onderwerping aan de heerschappij van Christus! Dan blijft Jezus op de troon en wordt Hij als Koning geëerd.

Maar het gebeurt ook nogal eens dat een gelovige niet op zijn goede plaats (nieuwe positie) blijft… en hij zijn vleselijke eigen ik  weer laat heersen in zijn leven. Hij bestaat namelijk uit een nieuwe en een oude mens. Zijn ego kan verder levenslang nog voor heel wat moeilijkheden zorgen.

Bekering is een voortdurend proces:

een levensvernieuwing.

43. Hoe wordt dit proces uitgelegd in vr. en antw. 88 en 89 van de H. Catechismus?

44. Het blijft een voortdurende strijd! Wat lezen we van deze strijd in het leven van Paulus in Rom. 7:18-26? En hoe zoekt hij naar een oplossing?

45. Het is belangrijk dat ‘het vlees’ in de oppositie blijft en ‘de Geest’ in de regerende partij? Wat wordt hiermee bedoeld? Hoe zie je de goede oplossing verwoord in Rom 8, met name in de verzen 12-14?

De witte en zwarte hond bij de indiaan

Nu volgt een helder voorbeeld: Een pasbekeerde Indiaan zei eens tegen een zendeling, dat hij twee honden in zich ervaarde: een witte en een zwarte hond. De zwarte, boze hond won het steeds weer van de witte, goede hond. Hij wist maar niet hoe hij dit moest veranderen.

46. Wat bedoelde de indiaan met die zwarte en die witte hond?

Na verloop van tijd zei hij tegen de zendeling dat hij de oplossing had gevonden: hij gaf de witte hond gewoon meer eten, zodat hij vanzelf sterker werd dan de zwarte hond (en hem dus ook kon overwinnen).

47. Wat kun je van dit voorbeeld leren over de strijd tussen

      de oude (vleselijke) mens en de nieuwe (geestelijke) mens

      in het leven van een gelovige?

     (Betrek bij je antwoord: Rom. 12:21.)

48. Weet je ook wat de indiaan bedoelde met

      ‘het gewoon meer eten geven aan de witte hond’? 

Let nu op de volgende afbeelding:

Let nu op afbeelding 3 hieronder.

Het is daar:

IK WEER OP DE TROON 

Hier zie je dat het eigen ‘ik’ weer de baas wil spelen. Als het zo is bij de gelovige, wordt het weer donker in het hart.

49. Waarom is het goed te begrijpen dat het weer donker is in het hart van de gelovige?

De oude man in het kamertje

50. Stel je voor dat een jong gelovig gezin intrek neemt in een huis, waarin in een apart kamertje ook nog een oude zondige baas woont (die eigenlijk niet is weg te werken of te verdrijven). In het begin is hij verslagen en ziek. Wat zal er gebeuren als ze de oude man maar laten doen en hij weer opknapt?

51. (Hoe) kan het probleem van deze oude man (geheel) worden opgelost?

Het hotel en de sleutelbos

52. Dit voorbeeld gaat over je hart dat net is als een hotel met veel kamers. Je hebt als eigenaar een sleutelbos. Dan komt de inspecteur!

Wat kun je nu het beste doen: sleutels achter de hand houden (omdat hij in sommige kamers niet mag kijken) of hem de hele sleutelbos geven? Waarom?

53. Hoe ziet dit voorbeeld op het geestelijk leven van een gelovige? Wat kan hij ten opzichte van de Heere God het beste doen? 

VERLIEZEN EN WINNEN

54. In het verliezen van onze eigen ik kan juist grote winst liggen. Wat leert de Heere Jezus ons hierover in Luk. 9:23-25 en Matth. 10:39?

Het Griekse woord ‘psuche’ in Matth. 10:39 kan ‘ziel’of ‘leven’ betekenen. Het gaat hier om zelfverloochening en overgave aan de heerschappij van Jezus. Navolging van Jezus vereist een volstrekte overgave van jezelf! Je volgt je eigen zin dan niet meer na, maar bent dan gericht op de wil van je hemelse Koning.

55. Waarom is het volgen van Jezus moeilijk? En hoe kan het juist makkelijk worden of zijn?

56. Johannes de Doper geeft ons te kennen in Joh. 3:30: ‘Hij (Jezus) moet wassen (meer of groter worden), maar ik moet minder worden.’

In andere vertalingen: ‘Hij moet groter worden, maar ik kleiner.’ // ‘He must increase (toenemen), but I must decrease (afnemen).’ // ‘As He grows greater, I must grow less.’ Dit ziet op een blijvend proces, op een Pilgrims progress (Christenreis). Dat is de voortgang van een pelgrim naar het hemelse Kanaän!

Hoe komt het in deze voorstelling van zaken (ook bij de teksten van de vragen 58 en 59) naar voren dat je door te verliezen juist kunt winnen?

Op afbeelding 4 hieronder zie je dat de gelovige door vernieuwd geloof en bekering weer is hersteld.

Door de grondige overgave en onderwerping van het eigen ‘ik’ is er door Gods genade iets heerlijks tot stand gekomen.

Je ziet hier:

JEZUS ALS OVERWINNAAR

OP DE TROON VAN HET HART

De Heere Jezus Christus moet Koning en Overwinnaar zijn in het hart, zodat de gelovige Zijn licht mag uitstralen in de wereld… En in de hemel zal het volmaakt licht zijn!

57. Waarom is er nu een grote verlichte cirkel in het leven van de gelovige verschenen?

58. Jezus is het Licht der wereld. Welke opdracht hebben Zijn discipelen en volgelingen volgens Joh. 12:35-36? en hoe behoren ze te zijn? (zie: Efeze 5:8.)

Op de laatste afbeelding zie je een grote verlichte cirkel om het leven van een gelovige. Hij is vervuld met de genade en liefde van God in Jezus Christus.

Het betreft de overwinnende gelovige die leeft onder de heerschappij van Jezus Christus. Hij wil boven alles Jezus volgen en mag wandelen in het licht met Jezus. Jezus leert ons dit ook in Joh. 8:12: ‘Ik ben het Licht der wereld; die Mij volgt zal beslist niet in de duisternis wandelen, maar zal het licht van het leven hebben.’ Dit is de juiste positie die de gelovigen behoren in te nemen.

Gelovigen dienen in toewijding te wandelen als kinderen van het licht. We lezen hierover in Ef.5:8: ‘Want u was voorheen duisternis, maar nu bent u licht in de Heere; wandel als kinderen van het licht.’ God wil dus bewuste, vrijwillige overgave aan Hem, in je denken, wil en gevoelsleven.

Geef God (weer) de plaats in je leven

waar Hij recht op heeft!

Hij is je Schepper en Hij wil je verlosser zijn.

Jezus Christus wil Heer en Meester zijn

in ons leven!

Zien op Jezus

59. In het gesprek met Nicodemus zijn ‘de aardse dingen’ (zie Joh. 3:12) een inleiding op ‘de hemelse dingen’ (Joh. 3:13). Wat zijn deze ‘hemelse dingen’? (Zie de verzen 13-18.)

60. Nicodemus, die het niet (meer) weet, wordt direct daarna gewezen op het reddend Evangelie. Waarom zal de Heere Jezus dat hebben gedaan?

61. Wat kunnen wij hiervan leren?

62. Er wordt in Joh. 3:14-15 gezien op het voorbeeld van de koperen slang. Samen met vers 16 gaat het hier over de kern van het Evangelie!

63. Waarom zijn deze verzen de kern van het Evangelie?

64. Wie mochten er op de koperen slang zien? (Num. 21:6-9)

65. In hoeverre had dat te maken met de ernst van de situatie waarin een gebeten Israëliet verkeerde?

66. Waarom is ‘zien’ ook geloven? Betrek hierbij Jes. 45:22 (in de Engelse vertaling: ‘Look to Me, and be saved, alle you ends of the earth! For I am God, and there is no other.’).

67. Waarom heeft ‘gelovig zien’ te maken met

      ‘inzien’, ‘afzien’, ‘opzien’ en ‘uitzien’.

Het gaat erover:

wat zie je in?

waar zie je van af?

naar Wie zie je op?

waar zie  je naar uit?

68. Hoe kwam dit naar voren bij de Samaritaanse vrouw?

       (in Joh. 4)

       a. Zij zag in dat …

       b. Zij zag af van …

       c. Zij zag op naar …

      d. Zij zag uit naar …

Geloven en getuigen

69. Christus is de getrouwe Getuige. Door Zijn getuigenis maakt Hij Iemand of iets bekend (door openbaring).

a. Wie maakt Hij ons in Zijn Woord bekend?

   (Betrek hierbij: Joh. 1:18, Matth. 11:27, Joh. 17:6, 26,

    Joh. 8:12-14.) Geef vier antwoorden!

b. Wat maakt Hij ons bekend?

    (Zie hierbij: Joh. 18:37, Joh. 14:6, Joh. 3:31-36, Joh. 2:11.)

    Geef drie antwoorden!

70. Wat getuigt Johannes de Doper van de Heere Jezus Christus?  Zie: Joh. 1:7-8, 14-18, 29-36.)

Volgens Johannes de Doper is Jezus:   …       (drie antwoorden!)

71. Wie getuigt ook van Jezus, met daarbij nog twee zaken waarin van Hem wordt getuigd, volgens Joh. 5:36-39? (drie antwoorden!)

72. En welke Persoon/personen getuigen volgens Joh. 15:26-27, 1 Joh. 1:1-3 van Christus?

Lees nu eerst 1 Joh. 5:1-13

73. Wat kunnen we leren van het getuigenis aangaande Jezus Christus in 1 Joh. 5:6-13?

74. Waarom is dit getuigenis voor ons van het allergrootste belang?

75. Welke ernstige misdaad begaat iemand als hij dit getuigenis van God niet gelooft?

76. Die wel in de Zoon mag geloven, heeft volgens vers 10

   ‘de getuigenis in zichzelf’. Wat betekent dit?

   (betrek bij je antwoord: Rom. 8:16:14-16.)

77. In dit hoofdstuk gaat het ook over de wedergeboorte. Hoe kan iemand weten dat hij wederom geboren is? (vs. 1-5 en 10)

Hulptekst

In 1 Joh. 5:1 is er sprake van een combinatie tussen ‘geloven’ (pisteuōn) en ‘is geboren’ (gegennētai), achtereenvolgens een praesens- en een perfectum-vorm. Dit geeft ons aan dat het geloof niet de oorzaak, maar het gevolg is van ‘het uit God geboren zijn’. Het geloof, de liefde en het doen van Gods geboden is daarmee het kenmerk van de wedergeboorte. De wedergeboorte wordt dus aan de vrucht gekend en herkend. Dit onderwerp komt verder in dit hoofdstuk nog ruimschoots aan de orde.

78. Hoe kun je getuigenis van de Heere Jezus, Zijn liefde en nabijheid ervaren in je hart?

79. Hoe komt dit naar voren bij de eerste twee discipelen

      (in Joh. 1:35-42)?

80. Johannes heeft pas vele jaren later zijn evangelie opgeschreven. Wat zou het kunnen betekenen dat hij toen nog precies wist, dat deze ontmoeting met Jezus ‘omtrent de tiende ure was’?

81. En hoe wist Nathanaël al zo snel dat Jezus ‘de Zoon van God en de Koning van Israël’ is?

82. Noem het doel van het getuigenis aangaande Jezus Christus in het boek Johannes. (Zie hiervoor: Joh. 1:12-18, Joh. 3:33-36, Joh. 20:30-31.)

83. Het Griekse woord ‘martus’ is in onze taal ‘getuige’. De martus kwam in Griekenland voor in de rechtzaal, maar de martus was ook een vertolker van bepaalde inzichten en waarheden. Het waren dan vooral filosofen en wijsgeren. Zij moesten hun getuigenis niet alleen met het woord, maar ook met de daad geven.

Waarom moeten ‘woord en daad’ (het Hebreeuwse woord ‘dabar’ voor beide woorden) met elkaar in overeenstemming zijn?

84. Hoe heeft de Heere Jezus Zijn woorden ondersteund en bevestigd met Zijn daden?

85. Wat heeft Hij er Zelf van gezegd, in Joh. 5:36 en 10:25?

86. En wat wilde Hij er mee aantonen, naar de Joden toe?

87. Het woord ‘getuigenis’ (marturia) komen we dertig keer tegen in de Johanneïsche geschriften. Marturia betekent hierbij ‘het wervende, evangelisatorische getuigenis aangaande Jezus.

Waarom wordt hierop zoveel nadruk gelegd?

88. Op welke wijze moeten de discipelen (en in hun voetspoor ook de gelovigen van alle tijden) blijvend van Jezus Christus getuigen (volgens Hand 1:8)?

Hulptekst:

Verklaarder F.J. Pop schrijft dat ‘getuige-zijn’ ook ‘werver-zijn’ is. Hij verklaart ons inzake de discipelen (apostelen = gezondenen): ‘Het getuige zijn is voor hen evenals voor Paulus een onontkoombare noodzaak (vgl. 1 Cor. 9:16). Jezus zegt niet: Weest Mijn getuigen (een gebod of opdracht), maar gij zult dat zijn (futurum); gij zult voortaan op de wijze van het getuige-zijn uw levensdagen doorbrengen; daarin ligt van nu af uw bestemming.’ In Hand. 1:8 lezen we gelukkig ook van de kracht (dunamis) van de Heilige Geest, die ze daartoe zouden ontvangen! Daardoor bevestigden ook wonderen en tekenen de boodschap van het Evangelie van Jezus Christus.

89. Noem de kern van het getuigenis van Paulus (volgens 1 Kor.2:1-2).

90. En door welke twee zaken werd Paulus hiertoe innerlijk gemotiveerd (volgens 2 Kor. 5:14 en 1 Kor. 9:16).

91. Waarom is een ‘getuige-zijn’ ook een ‘werver-zijn’?

92. Wanneer hebben wij een roeping om van de Heere Jezus te getuigen?